De
wasmachine
aangesloten op het waterleidingnet.
Gebruik daarvoor een nieuwe slang die
bij het apparaat (in het interieur van de
trommel) zal worden geleverd. Voor
dit doel niet de oude slang gebruiken.
Bevestig de slang voor de
watertoevoer aan een uiteinde, de
elleboogzijde, aan de elektroklep
(bovenkant achteraan de machine)
en aan het andere uiteinde aan
een kraan of wateraansluiting met
schroefuiteinde van 3/4» gas.
Zet de wasmachine dichter bij de
muur, erop lettend dat er geen
bochten of knikken ontstaan in de
afvoerslang. Hang deze over de
rand van de wastafel heen of beter
nog, in een vaste afvoerpijp met een
diameter die groter is dan de slang
van de wasmachine, en op een afstand
van minstens 50 cm. en hoogstens
75 cm. van de grond (figuur 4).
Gebruik zonodig het gebogen*
hulpstuk om de afvoerslang beter op
te hangen en te ondersteunen.
Voor het geval dat uw model
daarvan is voorzien:
Om de wasmachine gemakkelijk te
kunnen verplaatsen, dient u de
bedieningshendel van het onderstel
naar rechts te draaien. Na de
operatie moet u de hendel weer
naar zijn beginpositie terugbrengen.
Zet de machine waterpas met
behulp van de voorpoten (figuur 5).
a) Draai de moer in de richting van de
wijzers van de klok om, teneinde de
moet
zijn
schroef van de poot los te kunnen maken.
b) Draai de poot omhoog of omlaag
totdat deze stevig op de grond vast
komt te staan.
c) Blokkeer de poot door de moer in
de tegenovergestelde richting van
de wijzers van de klok te draaien
totdat deze aan de onderkant van
de machine vast komt te zitten.
Controleer of het apparaat goed
waterpas staat. Probeer daartoe de
wasmachine te bewegen, zonder haar
te verplaatsen, door achtereenvolgens
aan de bovenkant in diagonaal op de
hoeken te leunen, erop lettend dat de
machine niet kantelt.
Als u de wasmnachine van plaats
verandert, zet de voeten ervan dan
opnieuw waterpas.
94