3.
Klik met de
rechtermuisknop op Local
Area Connection
(LAN-verbinding) en kies
Properties
(Eigenschappen).
Opmerking: de naam kan
verschillen afhankelijk van
de verschillende
netwerkinterfaces.
4.
Controleer of de selectievakjes Client for Microsoft
Networks (Client voor Microsoft-netwerken), File and
Printer Sharing (bestand en printer delen) en Internet
Protocol (TCP/IP) (Internet-protocol (TCP/IP)) zijn
ingeschakeld. Schakel ze in als dat niet het geval is.
90