nl
NEDERLANDS
houd hem rustig in het materiaal totdat het
zaagblad tot stilstand gekomen is. Probeer
nooit om de zaag uit het werkstuk te halen of
hem naar achteren te trekken zolang het
zaagblad beweegt, anders kan er een terugslag
plaatsvinden. Stel de oorzaak van het beklemd
raken van het zaagblad vast en hef deze op.
c) Wanneer u een zaag die in het werkstuk
steekt weer wilt starten, centreert u het
zaagblad in de zaagvoeg en controleert u of de
zaagtanden niet in het werkstuk zijn blijven
haken. Blijft het zaagblad haken, dan kan het uit het
werkstuk komen of een terugslag veroorzaken op
het moment dat de zaag opnieuw wordt gestart.
d) Ondersteun grote platen om het risico van
een terugslag door een klemmend zaagblad te
verminderen. Grote platen kunnen doorbuigen
onder hun eigen gewicht. Platen dienen aan beide
zijden te worden ondersteund, zowel bij de
zaagvoeg als bij de rand.
e) Gebruik geen stompe of beschadigde
zaagbladen. Zaagbladen met stompe of verkeerd
afgestelde tanden resulteren door een te nauwe
zaagvoeg in een grotere wrijving, het klemmen van
het zaagblad en een terugslag.
f) Trek voor het zagen de zaagdiepte- en
zaaghoekinstellingen vast. Wanneer u tijdens het
zagen de instellingen verandert, kan het zaagblad
beklemd raken en treedt er mogelijk een terugslag
op.
g) U dient bijzonder voorzichtig te zijn bij
invalsnedes in bestaande wanden of andere
gebieden waarvan u niet weet wat zich daarin
bevindt. Het invallende zaagblad kan bij het zagen
in verborgen objecten geblokkeerd raken en een
terugslag veroorzaken.
Functie van de onderste beschermkap
a) Controleer voor ieder gebruik altijd of de
onderste beschermkap correct sluit. Gebruik
de zaag niet wanneer de onderste
beschermkap niet vrij kan bewegen en niet
direct sluit. Klem of maak de onderste
beschermkap nooit vast in een geopende
positie. Wanneer de zaag per ongeluk op de grond
valt, kan de onderste beschermkap worden
verbogen. Open de beschermkap met de hendel
(26) en zorg ervoor dat de kap vrij beweegt en bij
alle zaaghoeken en -dieptes noch het zaagblad,
noch andere delen raakt.
b) Controleer de functie van de veer bij de
onderste beschermkap. Gebruik de zaag niet
zolang de onderste beschermkap en veer niet
correct functioneren. Door beschadigde
onderdelen, kleverige afzettingen of ophopingen
van spanen werkt de onderste beschermkap trager.
c) Open de onderste beschermkap alleen met
de hand bij speciale zaagsnedes, zoals bijv.
"inval- en hoekzaagsnedes". Open de onderste
beschermkap met de hendel (26) en laat deze
los zodra het zaagblad invalt in het werkstuk.
Bij alle andere zaagwerkzaamheden moet de
onderste beschermkap automatisch functioneren.
d) Leg de zaag nooit op de werkbank of op de
vloer zolang het zaagblad niet wordt bedekt
24
door de onderste beschermkap. Door een
onbeschermd, nalopend zaagblad wordt de zaag
tegen de zaagrichting in bewogen en zaagt hij wat
hij op zijn weg tegenkomt. Let hierbij op de
nalooptijd van het zaagblad.
Gebruik geen kleine schuurschijven.
Neem de draaiende onderdelen van de machine
niet vast! Verwijder spaanders en dergelijke
uitsluitend bij een uitgeschakelde en stilstaande
machine.
Draag een geschikt stofmasker.
Draag gehoorbescherming.
Draag een veiligheidsbril.
Asvergrendelingsknop alleen bij stilstaande motor
indrukken.
Het zaagblad mag niet door zijwaartse tegendruk
afgeremd worden.
De beweegbare beschermkap mag bij het zagen
niet in de teruggetrokken positie worden
vastgeklemd.
De beschermkap moet vrij bewogen kunnen
worden en automatisch, gemakkelijk en exact in de
eindstand terugkeren.
Bij het zagen van materialen met sterke
stofontwikkeling moet de machine regelmatig
gereinigd worden. Het correct functioneren van de
veiligheidsinrichtingen (bijv. de beweeglijke
beschermkap) moet gewaarborgd zijn.
Er mogen geen materialen worden gebruikt waarbij
tijdens de bewerking stoffen of dampen vrijkomen
die gevaarlijk zijn voor de gezondheid (bijv. asbest).
Controleer het werkstuk op vreemde voorwerpen.
Tijdens het werk steeds erop letten dat er niet in
spijkers e.d. gezaagd wordt.
Bij blokkeren van het zaagblad onmiddellijk de
motor uitschakelen.
Probeer niet om extreem kleine werkstukken te
zagen.
Tijdens het bewerken moet het werkstuk goed
vastliggen en beveiligd zijn tegen verschuiven.
Verharste of met lijmresten vervuilde
zaagbladen schoonmaken. Vuile zaagbladen
leiden tot een hogere wrijving, het beklemd raken
van het zaagblad en een verhoogd risico van
terugslag.
Zorg ervoor dat de zaagtanden niet oververhit
raken. Voorkom dat het materiaal bij het zagen
van kunststof smelt. Gebruik een zaagblad dat
geschikt is voor het te zagen materiaal.
Bij een defecte machine dient u het accupack uit de
machine te halen.
Accupacks tegen vocht beschermen!