ELEKTRISCHE- EN BEDIENINGSINSTELLINGEN
9 ELEKTRISCHE- EN BEDIENINGSINSTELLINGEN
9.1 ALGEMENE CONTROLE
(1) Zorg ervoor dat alle elektrische apparatuur die ter plaatse worden gebruikt (stroomschakelaar, circuitonderbreker, leiding,
leiding en aansluitklemplaat) wordt geselecteerd volgens de technische handleiding en de nationale en plaatselijke normen. De
bedrading moet volgens de nationale en plaatselijke normen worden uitgevoerd.
(2) Controleer dat de spanning binnen de nominale spanning ± 10% is. Bij te lage spanning zal het systeem niet opstarten. Bij te
hoge spanning zullen elektrische onderdelen verbranden.
(3) Controleer dat de aardedraad is aangesloten.
Gebruik bedrading die minstens een capaciteit heeft gelijk aan het gebruikelijke, met polychloropreen beklede flexibele snoer
(code 60245 IEC 57).
Model
Voedingsspanning
220-240 V
AHM-
(044/060/080)
~
HCDSSA
50/60 Hz
CB: Lucht circuitonderbreker.
ELB: Aardlekschakelaar.
!
L E T O P
•
Schakel de netvoeding naar de binnen- en buitenunit uit en wacht minstens 10 minuten voordat u aan de elektrische bedrading begint
te werken of een periodieke controle uitvoert.
•
De gegevens van de elektrische warmwaterboiler zijn berekend samen met de warmwaterketel met 3 kW elektrische warmwaterboiler. Als
het vermogen van de elektrische warmwaterboiler gelijk of lager is dan 3 kW kan rechtstreeks door de binnenunit worden aangedreven.
Maar bij een elektrische warmwaterboiler met een vermogen van meer dan 3 kW, kan de unit alleen door een stuursginaal geven.
?
O P M E R K I N G
(1) De bedrading moet in overeenstemming zijn met de plaatselijke wet- en regelgeving, en alle bedradingswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd
door gekwalificeerde professionals.
(2) Raadpleeg de belangrijkste normen betreft de bovenvermelde afmetingen voor voedingskabels.
(3) Wanneer de netvoedingskabel via de aansluitdoos in reeksen wordt aangesloten, moet u de totale stroomsterkte bepalen en draden kiezen op basis
van de onderstaande tabel. Keuze volgens EN 60335-1.
Stroom i (A)
i ≤ 6
6 < i ≤ 10
10 < i ≤ 16
16 < i ≤ 25
25 < i ≤ 32
32 < i ≤ 40
40 < i ≤ 63
63 < i
1: Als de stroom hoger is dan 60A, mogen de kabels niet serieel worden aangesloten.
(4) Gebruik een bedrading die minstens een gelijk gewicht heeft aan een polychloropreen beklede flexibele snoer (code 60245 IEC 57).
(5) De bedradingsspecificaties voor zwakstroomtransmissiecircuits mogen niet lager zijn dan die voor RVV(S)P afgeschermde draden of gelijkwaardige
draden, en de afschermingslaag moet geaard zijn.
(6) Tussen de netvoeding en de airconditionersunit wordt een schakelaar geïnstalleerd die voor een alpolige uitschakeling kan zorgen, zodat de afstand
tussen de contacten niet minder dan 3 mm is.
(7) Als de voedingskabel beschadigd is, moet tijdig contact worden opgenomen met de leverancier of de professionals van de aangewezen
onderhoudsdienst voor reparatie en vervanging.
(8) Voor de installatie van de voedingskabel moet de aardedraad langer zijn dan de stroomvoerende geleider.
Max.
Bedrijfsmodus
stroom
(A)
Zonder elektrische
16
warmwaterboiler
Met elektrische
31
warmwaterboiler
Kabeldiameter (mm
)
2
2,5
2,5
2,5
4
6
10
16
1
Voedingsspanning kabels
Transmissiekabel
EN60335-1
3 x 2,5 mm²
3 x 6,0 mm²
22
CB
(A)
(aantal polen/A/mA)
EN60335-1
20
2 x 0,75 mm²
40
ELB
2/20/30
2/40/30