8. Elektrische aansluitingen
Functietabel 1
Selecteer eenheidnummer 00
Modus
Automatisch herstel van stroomuitval *1
(functie Auto Restart)
Binnentemperatuurdetectie
LOSSNAY-verbinding
Functietabel 2
Selecteer eenheidnummers 01 tot en met 04 of alle nummers (AL [afstandsbediening met snoer]/07 [draadloze afstandsbediening])
Modus
Filterteken
Externe statische druk
*1 Als de voeding terugkeert, zal de airconditioning 3 minuten later beginnen.
Opmerking: Wanneer u de functie van een binnenapparaat na afloop van de installatie wijzigt via de functiekeuze, dient u de wijziging altijd aan te geven door een
afvinkteken te plaatsen in de betreffende rij of kolom van de tabellen.
9. Proefdraaien
9.1. Voordat u gaat proefdraaien
s Controleer nadat u de binnen-en buitenapparaten, inclusief pijpen en bedra-
ding, volledig heeft geïnstalleerd het geheel op lekken van koelstof, losse
elektrische contacten in voeding of besturingsbedrading en polariteit en
controleer of er geen verbreking van een fase in de voeding is.
s Controleer met behulp van een megohmmeter van 500 volt of de weerstand
tussen de netspanningsaansluitpunten en de aarde minimaal 1,0 MΩ bedraagt.
s Voer deze test niet uit op de aansluitpunten van de besturingsbedrading
(laagspanningscircuit).
Waarschuwing:
U mag de airconditioner niet gebruiken als de isolatieweerstand minder dan
1,0 MΩ bedraagt.
Isolatieweerstand
Na de installatie of nadat de voeding van het apparaat langere tijd is uitgeschakeld,
daalt de isolatieweerstand tot onder 1 MΩ door de ophoping van koelstof in de
compressor. Dit is geen storing. Volg de onderstaande procedures.
1. Haal de bedrading van de compressor los en meet vervolgens de isolatieweerstand
van de compressor.
2. Als de isolatieweerstand lager is dan 1 MΩ, is de compressor defect of is de
weerstand gedaald door de ophoping van koelstof in de compressor.
3. Sluit de bedrading van de compressor weer aan en schakel de voeding in. De
compressor zal nu beginnen met warmdraaien. Meet de isolatieweerstand op-
nieuw nadat de voeding gedurende de hieronder aangegeven periode is inge-
schakeld.
• De isolatieweerstand daalt door de ophoping van koelstof in de compressor.
De weerstand stijgt tot boven 1 MΩ nadat de compressor twee tot drie uur
heeft warmgedraaid.
(De tijd die de compressor nodig heeft om warm te draaien varieert afhankelijk
van de atmosferische omstandigheden en de ophoping van koelstof.)
• Bij ophoping van koelstof in de compressor moet deze voor gebruik ten minste
12 uur warmdraaien om storingen te voorkomen.
4. Als de isolatieweerstand stijgt tot boven 1 MΩ, is de compressor niet defect.
Voorzichtig:
• De compressor werkt uitsluitend als de fase-aansluiting van de netspanning
correct is.
• Zet de netspanningschakelaar ruim twaalf uur voordat u de airconditioner
gaat gebruiken aan.
- Als u het apparaat meteen nadat u de netschakelaar heeft omgedraaid aanzet,
kunnen de interne onderdelen ernstig beschadigd worden. Gedurende het seizoen
waarin u het apparaat gebruikt, moet u de netschakelaar altijd aan laten staan.
54
Instellingen
Niet beschikbaar
Beschikbaar
Binnenapparaat gemiddelde werking
Instellen met afstandsbediening van binnenapparaat
Interne sensor van afstandsbediening
Niet ondersteund
Ondersteund (binnenapparaat is niet voorzien van buitenluchttoevoer)
Ondersteund (binnenapparaat is voorzien van buitenluchttoevoer)
Instellingen
100 uur
2500 uur
Geen filtertekenindicator
15 Pa
35 Pa
50 Pa
Gekij aan de instelling voor modus nr. 08.
5 Pa (stel de contactmodus voor nummer 08 tot 1)
9.2. Proefdraaien
9.2.1. Afstandsbediening met draad
1 Schakel het apparaat minimaal 12 uur voor het proefdraaien in.
2 Druk tweemaal op de toets [TEST]. ➡ "TEST RUN" in het LCD-venster
3 Druk de toets [Mode selection] (Moduskeuze) in. ➡ Controleer of er lucht wordt
uitgeblazen.
4 Druk op de toets [Mode selection] (Moduskeuze) en schakel over naar de werkstand
koelen (of verwarmen). ➡ Controleer of er koude (of warme) lucht wordt uitgeblazen.
5 Druk op de toets [Fan speed] (Windsnelheid). ➡ Controleer of de luchtuitstroom-
snelheid verandert.
6 Controleer de ventilator van het buitenapparaat op een goede werking.
7 Schakel het proefdraaien uit met de [ON/OFF] (AAN/UIT)-toets ➡ Stop
8 Leg een telefoonnummer vast.
Het telefoonnummer van de reparatiewerkplaats, het verkoopkantoor, enz., kan in
de afstandsbediening worden vastgelegd, zodat u contact op kunt nemen als er
zich een storing voordoet. Het telefoonnummer wordt dan getoond als er zich een
fout voordoet. Zie voor het registreren de bedieningshandleiding van het binnen-
apparaat.
[Fig. 9-1] (P.6)
A Knop ON/OFF (aan/uit)
B Weergave TEST RUN (proefdraaien)
C Temperatuurweergave omgeving/vloeistofleiding
D AAN/UIT-lampje
E Stroomweergave
F Weergave van foutcode
G Instellingsknop temperatuur
H Keuzeknop werkingsmodus
I Knop ventilatorsnelheid
M Knop TEST (test)
9.3. Zelfcontrole
9.3.1. Voor de afstandsbediening med draad
1 Schakel de netspanning aan.
2 Druk tweemaal op de [CHECK]-knop.
3 Stel met de [TEMP]-knop het adres van het koelmiddel in, indien systeemregeling
wordt gebruikt.
4 Druk op de [ON/OFF]-knop om de zelfcontrole te stoppen.
[Fig. 9-2] (P.6)
A CHECK-knop
B Koelvloeistofadres
C TEMP-knop
D IC: Binnenapparaat
E Controlecode
Modusnummer Instellingsnummer Begininstelling Afvinken
01
02
03
Modusnummer Instellingsnummer Begininstelling Afvinken
07
08
10
Weergave van resterende looptijd van test
OC: Buitenapparaat
1
(*1)
2
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
of ander