Installatie
▶ Montageplaat met een schroef en een plug boven in het midden op de
wand bevestigen en horizontaal uitlijnen ( afb. 8).
▶ Montageplaat met vier extra schroeven en pluggen bevestigen, zodat
de montageplaat vlak tegen de wand aanligt.
▶ Muurdoorvoer voor de leidingen boren (aanbevolen positie van de
muurdoorvoer achter de binnenunit afb. 9).
▶ Eventueel de positie van de condensafvoer veranderen ( afb. 10).
De leidingkoppelingen aan de binnenunit liggen in de meeste gevallen
achter de binnenunit. Wij adviseren, de buizen al voor het ophangen van
de binnenunit te verlengen.
▶ Buisverbindingen uitvoeren zoals beschreven in hoofdstuk 3.4.1.
▶ Eventueel de leidingen in de gewenste richting verbuigen en een ope-
ning aan de zijkant van de binnenunit uitbreken ( afb. 12).
▶ Leidingen door de wand leiden en de binnenunit in de montageplaat
hangen ( afb. 13).
▶ Bovenste afdekking omhoog klappen en een van beide filterelemen-
ten afnemen ( afb. 14).
▶ Het filter uit de leveringsomvang in het filterelement plaatsen en het
filterelement weer monteren.
Wanneer de binnenunit van de montageplaat moet worden afgenomen:
▶ De onderzijde van de mantel in het gebied van de beide uitsparingen
naar beneden trekken en de binnenunit naar voren trekken
( afb. 15).
3.3.2
Buitenunit monteren
▶ Karton naar boven uitrichten.
▶ Sluitbanden open snijden en verwijderen.
▶ Het karton naar boven aftrekken en de verpakking verwijderen.
▶ Afhankelijk van de installatiesoort een stand- of wandconsole voor-
bereiden en monteren.
▶ Buitenunit opstellen of ophangen, daarbij de meegeleverde of bouw-
zijdige trillingsdempers voor de voeten gebruiken.
▶ Bij installatie met stand- of wandconsole de meegeleverde afvoer-
bocht met pakking aanbrengen ( afb. 16).
▶ Afdekking voor de buisaansluitingen afnemen ( afb. 17).
▶ Buisverbindingen uitvoeren zoals beschreven in hoofdstuk 3.4.1.
Buisbuitendiameter Ø [m
m]
6,35 (1/4")
9,53 (3/8")
12,7 (1/2")
15,9 (5/8")
Tabel 195 Specificatie van de buisverbindingen
3.4.2
Condensafvoer op de binnenunit aansluiten
De condensbak van de binnenunit is met twee aansluitingen uitgerust. Af
fabriek zijn daaraan een condensslang en een stop gemonteerd, deze
kunnen worden verwisseld ( afb. 10).
▶ Condensslang met verval installeren.
3.4.3
Dichtheid controleren en installatie vullen
Dichtheid controleren
Bij de dichtheidstest de nationale en lokale voorschriften aanhouden.
▶ Beschermdoppen van de drie ventielen verwijderen ( afb. 18, [1],
[2] en [3]).
▶ Schraderopener [6] en drukmeter [4] op het schraderventiel [1]
aansluiten.
156
Aandraaimoment [Nm]
flensopening (A) [mm]
18-20
32-39
49-59
57-71
▶ Afdekking voor de buisaansluitingen weer monteren.
3.4
Aansluiting van de buizen
3.4.1
Koudemiddelleidingen op de binnen- en aan de buitenunit
aansluiten
VOORZICHTIG
Ontsnappen van het koudemiddel door lekkende verbindingen
Door ondeskundig uitgevoerde buisverbindingen kan koudemiddel ont-
snappen. Herbruikbare mechanische aansluitingen en kraagverbindin-
gen zijn in binnenruimten niet toegestaan.
▶ Kraagverbindingen slechts eenmaal aantrekken.
▶ Kraagverbindingen na het losmaken altijd opnieuw maken.
Koperen buizen zijn in metrische en in inch-maten leverbaar, het flens-
moerschroefdraad is echter hetzelfde. De flenskoppelingen aan de bin-
nen- en aan de buitenunit zijn bedoeld voor inch-maten.
▶ Bij gebruik van metrische koperen buis de flensmoeren vervangen
door exemplaren met passende diameter ( tabel 195).
▶ Buisdiameter en buislengte bepalen ( pagina 154).
▶ Buis met een buissnijder inkorten ( afb. 11).
▶ Buisuiteinden altijd ontbramen en de spanen uitkloppen.
▶ Moer op de buis steken.
▶ Buis met het flensgereedschap op de maat uit tabel 195 expanderen.
De moer moet gemakkelijk tot de rand kunnen worden geschoven,
maar niet daarover heen.
▶ Buis aansluiten en de schroefkoppeling op het draaimoment uit
tabel 195 vastdraaien.
▶ Bovenstaande stappen voor de tweede buis herhalen.
OPMERKING
Minder rendement door warmteoverdracht tussen koudemiddellei-
dingen
▶ Koudemiddelleidingen afzonderlijk van elkaar thermisch isoleren.
▶ Isolatie van de buizen aanbrengen en fixeren.
Diameter van de
Geflensd buisuiteinde
8,4-8,7
90°± 4
13,2-13,5
16,2-16,5
19,2-19,7
▶ Schraderopener indraaien en schraderventiel [1] openen.
▶ Ventielen [2] en [3] gesloten laten en de installatie met stikstof vul-
len, tot de druk 10 % boven de maximale bedrijfsdruk ligt (
pagina 160).
▶ Controleer of de druk na 10 minuten niet is veranderd.
▶ Stikstof aflaten, tot de maximale bedrijfsdruk is bereikt.
▶ Controleer of de druk na minimaal 1 uur niet is veranderd.
▶ Stikstof aflaten.
Voorgemonteerd
flensmoerschroefdraad
A
45°± 2
R0.4~0.8
Climate 3000i – 6721823680 (2023/07)
3/8"
3/8"
5/8"
3/4"