Inbedrijfneming
• Let er altijd op dat de bedrijfsscha-
kelaar op "O" staat voor u de machine
aansluit op het elektriciteitsnet.
• Bescherm uw ogen bij het slijpen en snij-
den tegen verwondingen door altijd een
veiligheidsbril te dragen. Bij werkzaam-
heden waarbij stof vrij komt moet boven-
dien een stofmasker worden gedragen.
• Dek de ventilatieopeningen in de kast van
uw machine niet met de handen af.
• Door de vorm van de kast kan de machine
als een ballpoint of een potlood worden
vastgehouden.
• Let er bij het inschakelen op dat het inzet-
werktuig noch met het werkstuk noch met
uw werkbank in aanraking komt en houd
uw hand verre van roterend werktuig.
• Bevestig eventueel het werkstuk met
bankschroeven of in een schroefstok, om
ervoor te zorgen dat het niet vanonder de
machine wegglijdt.
• Om het apparaat bij het werken beter
onder controle te hebben houd u de
boormachine tussen duim en wijsvinger,
net als een potlood.
• Voor u met het eigenlijke werk begint moet
u aan de hand van een reststuk de functie
van de machine en het ingespannen inzet-
werktuig controleren.
• Oefen bij het werken slechts geringe druk
uit.
• Bij verschillende werkzaamheden is aan te
raden om ze in verschillende stappen uit
te voeren.
• Let er vooral bij het werken met snij- of
slijpschijven op dat de schijven zich niet in
het materiaal verkanten, omdat de
schijven makkelijk kunnen breken en in
het rond vliegende stukken toebehoor
verwondingen kunnen veroorzaken
Bedrijfssnelheden en toebehoor
• Om de beste resultaten bij het bewerken
van verschillende materialen van de boor-
machine worden ingesteld. Bepaal door
uitproberen op een rest- of afvalstuk het
voor uw werk optimale toerental. Omdat
het optimale toerental zowel van het
inzetwerktuig als ook van het te bewerken
materiaal afhankelijk is, kan alleen het
uitproberen op rest- of afvalstukken tot de
optimale instelling leiden. Algemeen geldt:
− kunststof moet met een lager toerental
worden bewerkt, omdat wrijvingswarmte
anders het materiaal kan beschadigen.
− hard materiaal (bijvoorbeeld metaal,
glas e.d.) vereist meestal een hoger
toerental.
Montage van snij- en slijpschijven (fig. 2)
1. Draai de schroef los en haal hem van de
opspandoorn.
2. Zet de snij- of slijpschijf tussen de beide
sluitringen op de schroef en draai de
schroef in de opspandoorn.
Montage van de slijpringen (fig. 3)
1. Draai de schroef op de bovenkant van de
rubberwals los.
2. Schuif de slijpring over de rubber rol.
3. Trek de schroef op de bovenkant van de
rubberwals weer vast. Daardoor wordt de
rubber rol uit elkaar gedrukt en houdt hij
de slijpring vast.
Montage van de vilten schijven (fig. 4)
1. Gebruik de opspandoorn met
schroefdraad aan de kop.
2. Schroef de vilten schijven op de
schroefdraad.
NL - 17