5) Plaats de motor horizontaal en vul geleidelijk nieuwe motorolie bij tot aan de
markering van de bovengrens.
6) Draai na het bijvullen de olievuldop stevig vast, zodat deze niet kan
losraken en gaan lekken.
Als de olievuldop niet stevig wordt vastgedraaid, kan deze gaan lekken.
TIPS VOOR HET OMGAAN MET OLIE
–
Gooi verbruikte motorolie nooit weg met het afval, op de grond, of in een rioolput. Het weggooien van olie is bij wet geregeld. Houd u bij
het weggooien altijd aan de betreffende wetten en regelgeving. In het geval u hierover vragen heeft, neemt u contact op met een erkend
servicecentrum.
–
Olie verslechtert, ook wanneer de olie niet wordt gebruikt. Controleer en ververs de olie regelmatig (ververs de olie iedere 6 maanden).
HET LUCHTFILTER REINIGEN
WAARSCHUWING: Schakel de motor uit, blijf uit de buurt van
Controle- en reinigingsinterval: Dagelijks (iedere 10 bedrijfsuren)
–
Zet met de chokehendel de choke helemaal dicht en houd de carburateur vrij
van stof of vuil.
–
Draai de bevestigingsbout los.
–
Verwijder de luchtfilterkap door aan de onderkant te trekken.
–
Verwijder de luchtfilterelementen en tik ertegen om het vuil te verwijderen.
–
Als de luchtfilterelementen zwaar verontreinigd zijn:
Verwijder de luchtfilterelementen, dompel ze in warm water of in een oplos-
sing van een mild schoonmaakmiddel in water, en droog ze grondig. Knijp er
niet in en wrijf er niet over tijdens het wassen.
–
Alvorens de luchtfilterelementen terug te plaatsen, moeten deze grondig
droog zijn. Als de luchtfilterelementen onvoldoende droog worden
teruggeplaatst, kan dat leiden tot moeilijk starten.
–
Veeg olie die rondom de luchtfilterkap en de ontluchting zit af met een
poetsdoek.
–
Plaats het filterelement (spons) in het filterelement (vilt).
Plaats de filterelementen zodanig in de achterplaat dat de spons aan de kant
van de luchtfilterkap zit.
–
Plaats de luchtfilterkap onmiddellijk terug en zet hem vast met de
bevestigingsbouten. (Plaats bij het monteren eerst de bovenrand en daarna
de onderrand.)
OPMERKING:
–
Reinig de luchtfilterelementen meerdere keren per dag als onder extreem
stoffige omstandigheden wordt gewerkt. Vervuilde luchtfilterelementen
verlagen het motorvermogen en bemoeilijken het starten van de motor.
–
Verwijder de olie op de luchtfilterelementen. Als u blijft doorwerken terwijl
de luchtfilterelementen vervuild zijn met olie, kan de olie buiten het
luchtfilter terechtkomen en tot milieuverontreiniging leiden.
–
Plaats de luchtfilterelementen niet op de grond of op een vieze plaats. Er
kan dan vuil of rommel aan blijven plakken waardoor de motor kan worden
beschadigd.
–
Gebruik nooit brandstof om de luchtfilterelementen te reinigen. Ze kunnen
door de brandstof worden beschadigd.
open vuur en rook niet.
Inwendige rand
(bovengrens)
Inwendige rand
(ondergrens)
Markering van
bovengrens
Filterelement (spons)
Luchtfilterkap
87
Markering op buitenkant
(bovengrens)
Markering op
buitenkant
(ondergrens)
Motorolie
Chokehendel
Ontluchting
Filterelement (vilt)
Bevestigingsbout
Achterplaat