3.
Vermijd contact met brandstof en motorolie.
Adem geen brandstofdampen in. Als brandstof
of olie wordt gemorst, veegt u het onmiddellijk
van het apparaat of de grond af. Als brandstof
wordt gemorst op uw kleren, moet u onmiddel-
lijk andere kleren aantrekken om te voorkomen
dat deze vlam vatten.
4.
Draai na het bijvullen van brandstof de
brandstoftankdop stevig vast en controleer
op brandstoflekkage. Start de motor op een
afstand van minstens 3 m van de brandstof-
bron en bijvulplaats.
5.
Vervoer en bewaar brandstof uitsluitend in
goedgekeurde jerrycans. Houd kinderen uit de
buurt van de opgeslagen brandstof.
De grondfrees starten
1.
Alvorens het apparaat te monteren of af te stel-
len, zet u de motor uit en trekt u de bougiekap
eraf of verwijdert u de accu.
2.
Trek veiligheidshandschoenen aan voordat u
de rotormessen hanteert.
3.
Draag de persoonlijke-beschermingsmiddelen
voordat u de motor start.
4.
Voordat u de motor start, inspecteert u het
apparaat op beschadigingen, losse schroeven/
moeren en verkeerde montage. Controleer
of alle bedieningshendels en -schakelaars
gemakkelijk kunnen worden bediend. Maak de
handgrepen schoon en droog.
5.
Probeer nooit de motor te starten als het
apparaat beschadigd is of nog niet volledig
gemonteerd is met de juiste beschermkappen,
platen of andere veiligheidsmiddelen. Anders
kan ernstig letsel ontstaan.
6.
Voordat u de motor start, controleert u zorg-
vuldig of de rotormessen niet de grond, uw
lichaam of andere voorwerpen raken. Als u de
motor start terwijl de rotormessen een vreemd
voorwerp raken, kan dat leiden tot een ernstig
ongeval.
7.
Voordat u de motor start, verzekert u zich
ervan dat zich geen personen of dieren binnen
het werkgebied bevinden.
8.
Stel het schouderdraagstel en de handgreep af
op de lichaamsgrootte van de gebruiker.
9.
Vervang de rotormessen als deze gebarsten,
verbogen of beschadigd zijn. Beschadigde
rotormessen kunnen tijdens gebruik in stukken
uiteen vliegen en ernstig letsel veroorzaken.
10. Start en bedien het apparaat alleen buitenshuis
in een goed geventileerde omgeving. Gebruik in
een gesloten ruimte of op een slecht geventileerde
plaats kan leiden tot de dood als gevolg van ver-
stikking of koolmonoxidevergiftiging.
11.
Wanneer u de motor start, zet u het apparaat
op een stevige ondergrond, bewaart u goed uw
evenwicht en zorgt u ervoor dat u stevig staat.
12. Wanneer u aan de trekstarthandgreep van de
motor trekt, houdt u het aandrijfsysteem met
uw linkerhand stevig tegen de grond gedrukt.
Ga nooit op de aandrijfschacht van het aan-
drijfsysteem staan.
13. Als de rotormessen bij stationair toerental rond-
draaien, zet u de motor uit en verlaagt u het stati-
onair toerental. Anders kan onbedoeld aanraken van
ronddraaiende rotormessen leiden tot ernstig letsel.
14. Zet de motor onmiddellijk uit als u enige sto-
ring waarneemt.
15. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
aandrijfsysteem om de motor te starten.
Vervoeren
1.
Zet de motor uit tijdens het vervoeren. Anders
kan door onbedoeld starten kan letsel ontstaan.
2.
Verzeker u ervan dat tijdens vervoer per auto
het apparaat op een veilige plaats ligt om te
voorkomen dat er brandstof uit lekt.
3.
Til het hele apparaat op van de grond wanneer
u het apparaat draagt. Als u het apparaat sleept,
wordt de brandstoftank beschadigd en een lekk-
age veroorzaakt waardoor brand ontstaat.
4.
Wanneer u het gereedschap vervoert, draagt
u het horizontaal door de schacht vast te pak-
ken. Houd de hete uitlaatdemper uit de buurt
van uw lichaam.
Bediening
1.
Houd tijdens gebruik omstanders en dieren ten
minste 5 meter uit de buurt van de grondfrees.
Zet de motor uit zodra iemand dichterbij komt.
2.
In geval van nood zet u de motor onmiddellijk uit.
3.
Als u tijdens gebruik een ongebruikelijke situ-
atie opmerkt (bijv. geluid, trillingen), schakelt
u de motor uit. Gebruik het apparaat niet meer
totdat de oorzaak is opgespoord en verholpen.
4.
Terwijl de motor slechts stationair loopt, maakt u
het gereedschap vast aan het schouderdraagstel.
5.
Gebruik tijdens het werk het schouderdraag-
stel. Houd het apparaat stevig tegen uw
rechterzij.
6.
Houd de voorhandgreep met uw linkerhand
vast, en houd de achterhandgreep met uw
rechterhand vast, ongeacht of u links- of
rechtshandig bent. Vouw uw vingers en dui-
men om de handgrepen.
43 NEDERLANDS