MOBIELE VENTILATOR-LUCHTVERWARMER
24
NL
der
vergelijkbaar
materiaal
op een veilige afstand daarvan te worden geplaatst.
Bovendien wordt het gebruik van vuurvast afdekkingsmateriaal
aanbevolen. Dergelijk materiaal dient stevig te worden vastge-
zet, om te vermijden dat dit vlam vat en om te voorkomen dat
de wind vat krijgt op de verwarmer.
• Gebruik het toesteluitsluitend om ruimten waarin geen ont-
vlambare dampen of hoge concentraties stof aanwezig zijn.
• Sluit de verwarmer uitsluitend aan op een voedingsbron met
de spanning, frequentie en polariteit die zijn aangegeven op
het identifi catieplaatje.
• Gebruik uitsluitend geaarde driedraads verlengsnoeren.
• Plaats een warme of werkende verwarmer op een stabiel en
egaal oppervlak, om brandgevaar te vermijden.
• Houd de verwarmer bij verplaatsing of opslag rechtop, om te
voorkomen dat er brandstof uit loopt.
• Houd kinderen en dieren uit de buurt van de verwarmer.
• Koppel de verwarmer los van de netvoeding wanneer deze
niet wordt gebruikt.
• Als de verwarmer op een thermostaat werkt, kan deze op elk
willekeurig moment aanslaan.
• Gebruik de verwarmer nooit in drukke ruimten of slaapka-
mers.
• Blokkeer nooit de luchtinlaat (achterkant) of de luchtuitlaat
(voorkant) van de verwarmer.
• De verwarmer mag nooit verplaatst, aangepast, bijgevuld of
onderhouden worden als de verwarmer warm is.
UITPAKKEN
1. Verwijder al het verpakkingsmateriaal dat is gebruikt ter
verpakking van het verwarmingsapparaat tijdens transport.
2. Verwijder het verpakkingskarton.
3. Verwijder alle materialen waarmee de verwarmer aan de
pallet is bevestigd.
4. Verwijder alle materialen waarmee de schoorsteen aan de
pallet is bevestigd (alleen voor de BV-serie).
5. Sluit de schoorsteen aan op de uitlaat (alleen voor de BV-se-
rie).
6. Haal de verwarmer voorzichtig van het platform af.
7. Verzeker u ervan dat het apparaat tijdens transport geen
schade heeft opgelopen. Als de verwarmer beschadigd lijkt,
waarschuwt u direct de leverancier bij wie u het apparaat hebt
gekocht.
VERPAKKEN EN OPSLAAN
1. Verzeker u ervan dat het apparaat niet is beschadigd
en let daarbij speciaal op brandstofl ekken. Verwijder de
restbrandstof uit de tank.
2. Plaats het apparaat op de pallet en bevestig dit eraan met
daarvoor geschikte materialen.
3. Verwijder de schoorsteen en bevestig deze aan de pallet
met daarvoor geschikte materialen.
4. Dek het apparaat af met het verpakkingskarton.
5. Bevestig het verpakkingskarton aan de pallet met daarvoor
geschikte materialen.
6. Bewaar het apparaat op een geschikte, droge locatie en
stapel niet meer dan twee apparaten op elkaar.
INGEBRUIKNAME
Voordat de generator in gebruik wordt genomen, en dus voordat
deze op de netvoeding wordt aangesloten, dient u zich ervan te
worden
gebruikt
dienen
verzekeren dat de specifi caties van de netvoeding overeenko-
men met de specifi caties op het identifi catieplaatje.
WAARSCHUWING:de elektriciteitskabel van de generator
moet geaard zijn en voorzien zijn van eenmagnetothermi-
sche aardlekschakelaar.De stekkervan de generator dient
in een stopcontact voorzienvan een stroomonderbreker
te worden gestoken.
De generator kan alleen in automatische modus werken als er
een besturingseenheid zoals bijvoorbeeld een thermostaat of
klok op de generator wordt aangesloten door de kabel van deze
eenheid aan te sluiten op contactpunten 2 en 3 van de stekker
2 (Fig. 6) die bij het toestel is geleverd (het elektriciteitssnoer
dat de twee aansluitpunten met elkaar verbindt dient te worden
verwijderd en dient alleen opnieuw aangebracht te worden als u
de generator zonder besturingseenheid wilt laten werken).
Voor het opstarten van het toestel gaat u als volgt te werk:
• als er een besturingseenheid is aangesloten, dient u deze
zodanig in te stellen dat het toestel in werking kan treden (de
thermostaat dient bijvoorbeeld op de maximumtemperatuur te
worden ingesteld);
• zet de schakelaar 3 (Fig. 6) in de stand met het symbool: ON
de ventilatorslaat aan en na enkele seconden wordt de ver-
branding gestart.
Bij de eerste ingebruikname of nadat alle olie uit het circuit is
verwijderd, is de oliestroom uit de straalpijp mogelijk onvol-
doende, zodat de vlamregelaar van het toestel ervoor zorgt dat
de generator wordt uitgeschakeld;in dat geval wacht u ongeveer
een minuut en drukt u vervolgens op de opstartknop 1 (Fig. 6)
om het toestel opnieuw op te starten. Als het toestel niet correct
werkt gaat u in eerste instantie als volgt tewerk:
1.Verzeker u ervan dat de tank olie bevat;
2.Druk op de opstartknop 1 (Fig. 6);
3. Als de generator hierna nog niet werkt, raadpleegt u de sectie
"IDENTIFICATIE VAN PROBLEMEN"om na te gaan wat de oor-
zaak van het probleem is.
UITSCHAKELING
Om het toestel uit te schakelen dient u schakelaar 3 (Fig.6) in
de stand "0" te zetten of de besturingseenheid afstellen, bijvoor-
beeld door de thermostaat op een lagere temperatuur te zetten.
De vlam gaatuit en de ventilator blijft werken tot de verbran-
dingskamer volledig is afgekoeld.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
De generator is voorzien van een elektronisch instrument ter
besturing van de vlam. Als er zich afwijkingen in de werking
voordoen zorgt dit instrument ervoor dat het toestel wordt uit-
geschakeld en de opstartknop 1 (Fig.6) wordt geactiveerd. Er
wordt een oververhittingsthermostaat geactiveerd die ervoor
zorgt dat de olietoevoer wordt onderbroken als de generator
oververhit raakt:de thermostaat wordt automatisch opnieuw
ingesteld zodra de temperatuur van de verbrandingskamer tot
onder het toegestane maximum is gedaald.
Voordat de generator weer in werking wordt gesteld dient de
oorzaak van de oververhitting na te worden gegaan (bijvoor-
beeld blokkering van de zuigmond en/of luchtstroom of uitscha-
keling van de ventilator).Om het toestel opnieuw op te starten
drukt u op de opstartknop 1 (Fig.6) en herhaalt u de instructies
uit de sectie "INGEBRUIKNAME".