8.2 Wisselstroommeting
-
Z et de multimeter op de instelling "wisselspanningmeting" (V AC) en kies
een meetbereik die spanningen van 1 mV tot 400 mV kan aangeven.
-
D e zwarte 4 mm. veiligheidssteker van het spiraalmeetsnoer inpluggen in
de COM-contactbus van de multimeter.
-
D e rode 4 mm. veiligheidssteker van het spiraalmeetsnoer inpluggen in de
contactbus voor spanningsingang (V) van de multimeter.
D ruk op de openingshendel en plaats de meettang om de éénaderige
-
stroomvoerende leiding.
-
L ees de gemeten spanningswaarde op de multimeter en bereken de
stroomwaarde. Houd daarbij rekening met de omrekeningsfactor:
1 mV AC = 1 A AC.
Voorbeeld:
a angegeven spanningswaarde op de multimeter: 0,350 mV AC, komt
overéén met een gemeten stroomwaarde van 350 A AC.
9. Onderhoud
De BENNING CC 1 mag nooit onder spanning staan als het
apparaat geopend wordt. Gevaarlijke spanning.
Werken aan een onder spanning staande BENNING CC 1 mag uitsluitend
gebeuren door elektrotechnische specialisten, die daarbij de nodige
voorzorgsmaatregelen dienen te treffen om ongevallen te voorkomen.
Maak de BENNING CC 1 dan ook spanningsvrij, alvorens het apparaat te
openen.
-
O ntkoppel de BENNING CC 1 van het te meten object.
-
N eem de beide veiligheidsstekers van het veiligheidsmeetsnoer uit de
multimeter.
De stroomtangadapter BENNING CC 1 bevat geen batterij en ook geen
zekering, zodat gewoonlijk openen niet nodig is.
9.1 Veiligheidsborging van het apparaat.
Onder bepaalde omstandigheden kan de veiligheid tijdens het werken met de
BENNING CC 1 niet meer worden gegarandeerd, bijv. in geval van:
-
Z ichtbare schade aan de behuizing.
-
M eetfouten.
-
W aarneembare gevolgen van langdurige opslag onder verkeerde
omstandigheden.
-
T ransportschade.
In dergelijke gevallen dient de BENNINGN CC 1 direct van het te meten object
worden afgenomen en niet opnieuw elders worden gebruikt.
9.2 Reiniging
Reinig de behuizing aan de buitenzijde met een schone, droge doek (speciale
reinigingsdoeken uitgezonderd). Gebruik geen oplos- en/ of schuurmiddelen om
het apparaat schoon te maken.
10. Milieu
Wij raden u aan het apparaat aan het einde van zijn nuttige
levensduur, niet bij het gewone huisafval te deponeren, maar op de
daarvoor bestemde adressen.
12/ 2005
BENNING CC 1
28