begint te knipperen.
3. Schuif de accu op de lader.
Onder punt 10 (indicatie lader) vindt u een tabel
met de betekenissen van de LED-indicatie aan
de lader.
Mocht het laden van de accupack niet mogelijk
zijn, controleer dan:
•
of aan het stopcontact de netspanning aan-
wezig is,
•
of een foutloos contact aan de laadcontacten
van de lader voorhanden is.
Indien het laden van de accupack nog altijd niet
mogelijk is, dan verzoeken wij u,
•
de lader en de laadadapter
•
en de accupack
op te sturen aan onze klantendienst.
Voor een deskundige verzending verzoeken
wij u contact op te nemen met onze klan-
tendienst of het verkooppunt waar u het ap-
paraat heeft aangekocht.
Zorg er bij de verzending of verwerking van
accu's resp. het accu apparaat voor dat deze
afzonderlijk worden verpakt in plastic zakken,
om kortsluitingen en brand te vermijden!
In het belang van een lange levensduur van de
accupack is het raadzaam om op tijd voor het
herladen van de accupack te zorgen. Dit is in elk
geval noodzakelijk, wanneer u vaststelt dat het
vermogen van het apparaat afneemt. Ontlaad de
accupack nooit helemaal. Dat leidt tot een defect
van de accupack!
6.2 Accu-capaciteitsindicatie (fi g. 14, pos. f)
Druk op de schakelaar voor accu-capaciteitsindi-
catie (g). De accu-capaciteitsindicatie (f) signa-
leert de laadtoestand van de accu aan de hand
van 3 LEDs.
Alle 3 LEDs branden:
De accu is vol geladen.
2 of 1 LED(s) branden:
De accu beschikt over voldoende restlading.
1 LED knippert:
De accu is leeg, laad de accu op.
Alle LEDs knipperen:
De temperatuur van de accu is te laag. Verwijder
Anl_TE-OS_18-113_3X_Li_SPK13.indb 77
Anl_TE-OS_18-113_3X_Li_SPK13.indb 77
NL
de accu van het apparaat en laat de accu één
dag liggen bij ruimtetemperatuur. Als de fout
opnieuw optreedt, dan werd hij diep ontladen en
is hij defect. Neem de accu van het apparaat. Een
defecte accu mag niet meer gebruikt resp. gela-
den worden.
6.3 In-/Uitschakelen (fi g. 15/pos. 1)
•
Om het apparaat in te schakelen moet de
bedrijfsschakelaar (1) van „0" op „1" worden
gezet.
•
Om het apparaat uit te schakelen moet de
bedrijfsschakelaar (1) van „1" op „0" worden
gezet.
6.4 Werken met de handpalmschuurmachine:
•
Schuurschijf met het hele oppervlak op het te
schuren vlak zetten.
•
Machine inschakelen en met matige druk
over het werkstuk cirkelvormige bewegingen
of bewegingen in dwars- en langsrichting uit-
voeren.
•
Voor het grof schuren valt een grove, voor het
fijn schuren een fijnere korreling aan te beve-
len. Door schuurproeven kan de gunstigste
korreling worden vastgesteld.
Voorzichtig!
Het bij het werken met het gereedschap gevorm-
de stof kan schadelijk zijn voor de gezondheid:
•
Draag daarom bij schuurwerkzaamheden alti-
jd een veiligheidsbril en een stofmasker.
•
Alle personen die met het gereedschap wer-
ken of die de werkplaats betreden, moeten
een stofmasker dragen.
•
Op de werkplaats mag niet worden gegeten,
gedronken of gerookt.
•
Loodhoudende verf mag niet worden be-
werkt!
7. Reiniging, onderhoud en
bestellen van wisselstukken
Gevaar!
Trek vóór alle schoonmaakwerkzaamheden de
netstekker uit het stopcontact.
7.1 Reiniging
•
Hou de veiligheidsinrichtingen, de ventila-
tiespleten en het motorhuis zo veel mogelijk
vrij van stof en vuil. Wrijf het toestel met een
schone doek af of blaas het met perslucht bij
lage druk schoon.
- 77 -
21.12.2023 09:29:18
21.12.2023 09:29:18