De Dräger Oil-Impactor wordt in de adapter voor het oliebuisje (2) ge-
plaatst.
AANWIJZING
i
i
De beschermende folie van de Impactor pas verwijderen na-
dat de meting is voltooid. Neem bij gebruik van de Drägerbu-
isjes of van de Dräger Oil-Impactor de bijbehorende
gebruiksaanwijzingen van deze producten in acht.
Druk vervolgens op de "OK"-toets om de test te starten. De duur van
de test wordt als countdown weergegeven. De druk in de luchtleiding,
de omgevingstemperatuur en het zuurstofgehalte worden eveneens
weergegeven.
De status van de afzonderlijke metingen wordt op het display weerge-
geven. De roterende zandlopers geven aan dat de test in uitvoering is.
De haakjes geven aan dat de testprocedures afgerond zijn.
Wanneer de test afgerond is, moet het regelventiel worden gesloten.
Lees de meetresultaten van de buisjes of de Impactor af en voer deze
in de Dräger Aerotest 5000 in.
AANWIJZING
i
i
Bij het aflezen van het meetresultaat, Hoofdstuk 3.2 Dräger-
buisjes en Dräger Oil-Impactor op pagina 54 in acht nemen.
Druk voor de invoer van de testresultaten op de betreffende toets op
het display, maak hiervoor gebruik van de numerieke weergave. Druk
vervolgens op de pijl
en herhaal het proces voor alle waarden.
Na invoer van alle resultaten, druk op de naar rechts wijzende pijltoets.
De ingevoerde resultaten kunnen niet meer worden gewijzigd.
Na afronding van de testen wordt op het display automatisch weerge-
geven of de test wel is geslaagd of niet. Alle meetwaarden die tijdens
de test werden bepaald, worden weergegeven. Wanneer de test niet
geslaagd is, worden de criteria die niet aan de standaard voldoen,
door een knipperend sterretje gekenmerkt.
Bij externe ademluchtbronnen met minder dan 40 bar volgens de EN
12021 moet het drukdauwpunt, dus de temperatuur, waarbij het water
Dräger Aerotest 5000
in de luchtleiding vloeibaar begint te worden, ten minste 5 °C onder de
laagste temperatuur liggen waarbij het systeem gebruikt wordt.
De Dräger Aerotest 5000 berekent het drukdauwpunt automatisch op
basis van de ingevoerde waterconcentratie en de systeemdruk. Het
systeem voert een vergelijking uit met de omgevingstemperatuur om
te bepalen of de test wel is geslaagd of niet.
Dit testresultaat wordt automatisch opgeslagen in het datageheugen
van de Dräger Aerotest 5000. De testresultaten worden opgeslagen
op datum en tijd waarop de betreffende test afgerond werd. Er kunnen
tot maximaal 10 testen opgeslagen worden. Om de testresultaten te
bekijken, selecteer het menu "Tests bekijken" in het hoofdmenu. Eer-
dere testen kunnen in dit menu bekeken of gewist worden.
Wanneer de Dräger Aerotest 5000 van de te testen luchtbron geschei-
den wordt, moet de binnenkoppeling op de Dräger Aerotest 5000 aan-
gesloten blijven en van het einde van de ademluchtslang van de te
controleren luchtbron verwijderd worden. De adapters kunnen ook
daarna van de Dräger Aerotest 5000 verwijderd worden.
3.4.3
Test van een externe ademluchtbron van 200 bar of
300 bar (hogedruksystemen)
Voor alle hogedruktesten moet de drukregelaar F 3002 met een bin-
nendraadkoppeling voor een ingangsdruk van maximaal 300 bar wor-
den gebruikt. Voor de controle van ademluchtcilinders moet de te
controleren cilinder volledig gevuld zijn.
Indien de ademluchtcilinder niet volledig gevuld is, kan de gemeten
waterconcentratie foutief weergegeven worden.
Selecteer het vereiste testprogramma:
Ademluchtcilinder ≤ 200 bar
Ademluchtcilinder > 200 bar
Hogedrukcompressor
Selecteer vervolgens de olie-meetmethode en volg volg de instructies
in het menu op voor de verdere procedure.
Zorg ervoor dat het regelventiel gesloten is. Sluit vervolgens de drukre-
gelaar F 3002 aan op de te controleren cilinder of compressor. Verbindt
daarna met de meegeleverde slang de drukregelaar en de luchttoevoer-
Gebruik
59