4. Trek de stekker van het oplaadapparaat uit het
stopkontakt.
5. Houd het oplaadapparaat stevig vast en trek de
batterij er uit.
<UC9SC>
1. Steek de accu in de oplader.
Plaats de accu zo dat het naamplaatje tegenover
het naamplaatje van de oplader komt te liggen.
Druk de batterij in tot u voelt dat deze kontakt maakt
met de bodemplaat. (Zie Afb. 1 en 3).
2. Slut het snoer van de oplader aan op een
stopkontakt.
Wanneer het snoer aangesloten wordt, wordt de
oplader ingeschakeld (de indikator gaat branden).
VOORZICHTIG
Als het kontrolelampje niet oplicht, trek dan het
netsnoer uit het stopkontakt en kontroleer de
montagerichting van de accu.
3. Opladen
Wanneer de accu volledig opgeladen is, gaat het
kontrolelampje uit.
(1) Tijd die benodigd is voor het opladen
De oplaadtijden in de onderstaande Tabel 2 zijn
afhankelijk van de kombinatie van acculader en
batterij.
OPMERKING
Het opladen zal langer duren bij lage temperatuur
of wanneer de spanning van de stroombron te
gering is.
Als het kontrolelampje ook na vier uur opladen nog
niet dooft, stop dan met opladen en neem dan
kontakt
op
met
ONDERHOUDSDIENST.
4. Verwijder de stekker uit het stopkontakt.
5. Houd de oplader stevig vast tijdens het verwijderen
van de accu. Sluit hierna de afsluitkap van de
oplader.
Betreffende het ontladen raken van nieuwe
batterijen e.d.
Aangezien bij nieuwe en langdurig niet gebruikte
batterijen de chemische aktiviteit is teruggelopen,
zal de stroomopbrengst bij het eerste en tweede
gebruik slechts gering zijn. Dit is een tijdelijk
verschijnsel; de normale oplaadtijd kan hersteld
worden door de batterij 2 à 3 maal bij kamer-
temperatuur op te laden.
Om langdurig gebruik van de batterijen te
bevorderen
(1) Laad batterijen op vóórdat ze volledig uitgeput zijn.
Merkt u dat de gevoede apparatuur minder krachtig
gaat werken, onderbreek dan het gebruik en laad
de batterij op. Als u apparatuur op batterijvoeding
te lang blijft gebruiken, kan dit leiden tot teruglopen
van de batterijwerking en eventueel zelfs beschadig
ing ervan.
(2) Verricht het opladen niet bij hoge temperatuur.
Een oplaadbare batterij zal onmiddellijk na gebruik
gewoonlijk erg warm zijn. Als u een dergelijke batterij
onmiddellijk gaat opladen, zal de chemische balans
in het inwendige verstord worden en zal de
levensduur van de batterij afnemen. Laat de batterij
daarom even afkoelen, voor u met opladen begint.
uw
BEVOEGDE
HITACHI
VOORZICHTIG
Als de batterij bij gebruik te warm geworden is
(door gebruik in de volle zon e.d.), bestaat de kans
dat het kontrdelampje niet rood oplicht. Mocht dit
zich voordoen, laat de batterij dan eerst even
afkoelen alvorens u deze oplaadt.
VOOR HET GEBRUIK
1. Monteren en verwijderen van de boren
Alvorens de boor te bevestigen, dient u te
kontroleren of de schakelaar vergrendelt is.
Voor boorkop zonder sleutel
(1) Monteren van een boor/draaistuk
Steek de boor of het draaistuk enz. in de
snelspanboorhouder, pak de ring stevig vast en
houd deze op zijn plaats terwijl u de klembus naar
rechts draait (klokwaarts, van voren af gezien). (Zie
Afb. 4)
Mocht de klembus tijdens gebruik losraken, draai
hem dan nog iets vaster. Steviger aandraaien van
de klembus vergroot de kracht van het apparaat.
(2) Verwijderen van een boor/draaistuk
Pak de ring stevig vast en houd deze op zijn plaats
terwijl u de klembus naar links draait (tegen de klok
in, van voren af gezien). (Zie Afb. 4)
Voor boorkop-sleutel
Gebruik altijd de sleutel om de boor te bevestigen.
Er zijn drie openingen dus gesbruik deze om de
boor gelijkmatig vast te zetten. (Zie Afb. 5)
OPMERKING
Een sleutel is aan het toestel bevestigd. Trek deze
naar u toe om hem los te maken. Bevestig de
sleutel na gebruik op dezelde plaats.
2. Kontroleer of de accu op de juiste manier aange
bracht is.
3. Kontroleer de draairichting.
Wanneer de keuzeschakelaar op
draait de boor naar rechts, van achter gezien.
Wanneer de schakelaar op
de boor naar links (Zie Afb. 6). (De
markeringen zijn op de behuizing aangebracht.)
VOORZICHTIG
Als de trekkerschakelaar wordt ingetrokken, kan de
keuzeschakelaar niet verzet worden. Laat de
trekkerschakelaar
keuzeschakelaar te verzetten.
4. Veranderen van de draaisnelheid
Gebruik de toerenschakelaar om de draaisnelheid
te veranderen. Druk op de vergrendeltoets en schuif
de toerenschakelaar in de richting van de pijl (Zie
Afb. 7 en 8). Door de toerenschakelaar op ,,LOW''
te zetten, draait de boor met lage snelheid. Wanneer
de toets op ,,HIGH'' gezet wordt, draait de boor op
hoge snelheid. Draai lichtelijk aan de as van de
boor, indien de toerenschakelaar niet soepel verzet
kan worden.
VOORZICHTIG
Wanneer de draaisnelheid met de toerenschakelaar
veranderd wordt, dient de schakelaar uitgezet te
worden, en de keuzeschakelaar dient op ,,O'' (OFF)
Nederlands
gezet wordt,
R
L
gezet wordt, draait
L
en de
altijd
los
alvorens
R
de
31