Bevestig de voet 3 aan het plafond/ de wand met gebruik van de montageschroeven 11 .
Gebruik een schroevendraaier voor het vastmaken van de aansluitkabel 7 op de lampconnector
13 (Zie Afb. H).
Opmerking: Zorg ervoor dat u de individuele draden plaatst en vastmaakt vanaf de elektrische
bedrading van het gebouw op de juiste markering in de lampconnector 13 .
Spanningvoerende draad: zwart of bruin, L-symbool. Neutrale draad: blauw, N-symbool.
Aarddraad: groen-geel.
Opmerking: De LED-plafondlamp heeft een ontwerp met dubbele isolatie. De aarddraad hoeft
niet aangesloten te worden en kan los worden gelaten binnen de LED-plafondlamp.
De LED-lamp 4 is reeds vooraf geïnstalleerd. Schroef en controleer opnieuw of het juist is
geïnstalleerd. (Zie Afb. I)
Pas indien nodig de bewegingssensor met DIP-schakelaar 9 aan. Raadpleeg het gedeelte "De
bewegingssensor instellen" in de volledige handleiding voor details.
Draai de glazen afdekking 1 rechtsom tegen de voet 3 (Zie Afb. J).
Opmerking: Zorg ervoor dat de afdichting van de glazen afdekking 2 en de afdichtring 5
juist zijn geplaatst.
Verwijder de zekering of schakel de circuitonderbreker in de zekeringskast uit (stand I). Het product
is nu klaar voor gebruik.
De lamp vervangen
Opmerking: Voor het vermijden van brandwonden moet u de lamp pas vervangen wanneer de LED-
plafondlamp is losgekoppeld van het net en de LED-lamp 4 is afgekoeld.
Voorafgaand aan het verwisselen van de lamp moet u ervoor zorgen dat er geen spanning
aanwezig is. Verwijder hiervoor de zekering of schakel de circuitonderbreker in de zekeringskast uit
(stand 0).
Wacht ongeveer 3 minuten tot de LED-lamp 4 is afgekoeld.
Draai de glazen afdekking 1 linksom tegen de voet 3 .
Plaats de nieuwe LED-lamp 4 .
Draai de glazen afdekking 1 rechtsom tegen de voet 3 tot het stevig vast zit.
Opmerking: Zorg ervoor dat de afdichting van de glazen afdekking 2 en de afdichtring 5
juist zijn geplaatst.
Verwijder de zekering of schakel de circuitonderbreker in de zekeringskast uit (stand I). Controleer
dat de LED-plafondlamp juist functioneert.
De bewegingssensor instellen
Door het wijzigen van de combinatie van de bewegingssensor met DIP-schakelaar 9 kunt u de
sensorfunctie voor uw specifieke toepassing instellen.
1. Het detectiebereik aanpassen
Met gebruik van de bewegingssensor met DIP-schakelaar 9 kunt u het detectiebereik van de
bewegingssensor afstellen op een van vijf instellingen. Het is belangrijk om op te merken dat het
maximale detectiebereik kan afnemen naarmate de installatiehoogte toeneemt.
36 NL/BE