gevaarlijke situatie. Inspecteer accessoires voor gebruik
zodat u zeker weet dat er geen scheuren in zitten.
VOORZICHTIG: Controleer vóór het gebruik de
aambeelden en de clipringen. Ontbrekende of
beschadigde onderdelen moeten worden vervangen voor
u het gereedschap gebruikt.
Zet de schakelaar in de vergrendelde stand/uit-stand (midden)
of neem de accu uit, voordat u accessoires wisselt.
Installeer een accessoire op het clipringaambeeld, door
het stevig op het aambeeld
wordt ingedrukt zodat u het accessoire op het aambeeld kunt
schuiven. Wanneer het accessoire is geïnstalleerd, oefent de
clipring druk uit zodat het accessoire op z'n plaats blijft.
U kunt het accessoire verwijderen door het vast te pakken
en met een stevige ruk los te trekken.
Standenselectie (Afb. A, D)
Uw gereedschap is uitgerust met een standenkeuzeschakelaar
9
waarmee u een van de drie snelheden of de Precision
Wrench™-stand kunt selecteren. Selecteer de stand op basis
van het vereiste toerental/koppel en regel de snelheid van het
gereedschap met de variabele snelheidsschakelaar
Precision Wrench™ (Afb. D)
Behalve de standen voor normale slagwerking, is dit
gereedschap voorzien van de stand Precision Wrench™ die
de gebruiker meer controle geeft bij toepassingen op het
gebied van vast- en losdraaien. Indien in voorwaartse richting
ingesteld, zal het gereedschap vastzetten bij 1200 TPM tot de
slagwerking begint. Het gereedschap zal dan 0,75 seconden
wachten tot de slagkracht wordt ingezet op 1890 IPM, zodat
de gebruiker meer controle heeft en er minder kans is dat het
bevestigingsmateriaal te vast wordt gezet of wordt beschadigd.
Indien in achterwaartse richting ingesteld, zal het gereedschap
de slagkracht inzetten bij een normale snelheid en een waarde
van 1890 IPM. Wanneer het gereedschap detecteert dat het
bevestigingsmateriaal los is gekomen, zal het de slagwerking
uitschakelen en de snelheid laten afnemen zodat losraken van
bouten of onderdelen wordt voorkomen.
specificaties
Stand
Precision Wrench™‑stand Precision Wrench™
Stand Laag
Gemiddelde stand
Stand Hoog*
*Na 4 seconden slagwerking, verhoogt de DCF961 het vermogen
automatisch om te helpen bij het losmaken van hardnekkig
bevestigingsmateriaal.
te duwen. De clipring
3
10
1
.
Toepassing
TPM
0–1200 vooruit
0–550 achteruit
Normale slagfunctie
0–440 vooruit
0–1200 achteruit
Gemiddelde
0–800 vooruit
slagwerking
0–1200 achteruit
Slagkracht bij Hoge
0–1200 vooruit
Snelheid
0–1200 achteruit
BEDIENING
Instructies voor gebruik
WAARSCHUWING: Houd u altijd aan de
veiligheidsinstructies en van toepassing
zijnde voorschriften.
WAARSCHUWING: Om het gevaar op ernstig
persoonlijk letsel te verminderen, zet u het
gereedschap uit en ontkoppelt u de accu, voordat
u enige aanpassing maakt of hulpstukken of
accessoires verwijdert/installeert. Het onbedoeld
opstarten kan letsel veroorzaken.
Schakelaar voor variabele snelheid Aan/Uit
(Afb. A)
U kunt het gereedschap in werking zetten door de Aan/
Uit-schakelaar in te knijpen
uitschakelen door de Aan/Uit-schakelaar los te laten. Uw
gereedschap is voorzien van een rem. Het aambeeld stopt
wanneer u de Aan/Uit-schakelaar geheel loslaat. Met de
schakelaar voor variabele snelheid kunt u de beste snelheid voor
een bepaalde toepassing selecteren. Hoe verder u de schakelaar
inknijpt, des te sneller werkt het gereedschap. Gebruik de
variabele snelheid alleen als u begint te boren of schroeven, dat
komt de levensduur van het gereedschap zeer ten goede.
OPMERkInG: U kunt het gereedschap beter niet voortdurend
in het variabele snelheidsbereik gebruiken. Hierdoor kan de
schakelaar beschadigd raken en u kunt het beter vermijden.
Knop vooruit/achteruit (Afb. A)
De knop vooruit/achteruit
2
gereedschap draait en dient ook als vergrendelingknop.
Om vooruit draaien te kiezen laat u de trekkerschakelaar los en
drukt u de vooruit/achteruit knop aan de rechterkant van het
gereedschap in.
Om achteruit draaien te kiezen laat u de trekkerschakelaar los
en drukt u de vooruit/achteruit knop aan de linkerkant van het
gereedschap in.
De middenpositie van de controleknop vergrendelt het
gereedschap in de 'uit' stand. Zorg ervoor dat u de trekker loslaat
als u de stand van de controleknop wijzigt.
OPMERkInG: De eerste keer als het gereedschap draait
nadat de draairichting is gewijzigd, hoort u misschien een klik
bij het opstarten. Dit is normaal en betekent niet dat er een
probleem is.
Werklicht (Afb. A, D)
Het werklicht
7
wordt ingeschakeld wanneer de schakelaar
variabele snelheid
1
wordt ingedrukt. U kunt door de e
werklidhtschakelaar
herhaaldelijk in te drukken de standen
8
Verlichting laag, Verlichting hoog en Verlichting uit doorlopen.
OPMERkInG: Het werklicht is bedoeld voor het verlichten
van het werkoppervlak in de onmiddellijke nabijheid en
het is niet de bedoeling dat u het licht gebruikt zoals u een
zaklantaarn gebruikt.
nEDERLanDs
1
. U kunt het gereedschap
bepaalt de richting waarin het
73