De Apparatuur Plaatsen; Omgeving; Plaatsvereisten; Ventilatievereisten - Parker MIDIGAS 2 Guia Del Usuario

2.4 De apparatuur plaatsen

2.4.1 Omgeving

De apparatuur moet binnen worden geplaatst, in een omgeving waar deze wordt beschermd tegen direct zonlicht, vocht en stof. Veranderingen
in temperatuur, vochtigheid en luchtvervuiling beïnvloeden de omgeving waarin de apparatuur werkt. Ze kunnen een negatief effect hebben op
de veiligheid en werking. Het is de verantwoordelijkheid van de klant om ervoor te zorgen dat de omgevingsomstandigheden die voor de
apparatuur zijn opgegeven, behouden blijven.

2.4.2 Plaatsvereisten

De apparatuur moet worden gemonteerd op een plat oppervlak dat zijn eigen gewicht en het gewicht van alle bijbehorende onderdelen kan
dragen. Er moet voldoende ruimte zijn rondom de apparatuur om luchtstroom en toegang voor onderhoudsdoeleinde en het opheffen van de
apparatuur mogelijk te maken. Een minimale rumte van ongeveer 500 mm (20") is aanbevolen langs alle kanten. Raadpleeg tabel 2.2 voor de
totale afmetingen van de apparatuur.
Plaats de apparatuur niet in een positie die bediening of ontkoppeling van de netvoeding moeilijk maakt.
Als de apparatuur eenmaal is geplaatst, moet die op de grond worden bevestigd met M20-bouten.

2.4.3 Ventilatievereisten

Als gevolg van de activiteit is zuurstofverrijking rondom de generator mogelijk. Zorg dat de ruimte goed geventileerd is.
Als de kans op zuurstofverrijking groot is, zoals in een kleine of slecht geventileerde ruimte, wordt aangeraden een
zuurstofcontroletoestel te gebruiken.
Stikstof is geen giftig gas, maar kan in geconcentreerde vorm verstikking veroorzaken. Afhankelijk van het model en de
werkingsdruk, kan de generator stikstof leveren met een stroomsnelheid van 33,3 m
gebruikt in een kleine ruimte, zorg voor voldoende ventilatie en monteer een zuurstofcontroletoestel.

2.4.4 Luchtinlaatkwaliteit

Deze generator is ontworpen vooro gebruik met schone droge perslucht in overeenstemming met ISO 8573-1:2001 klasse 3.2.2.
ISO8573-1:2001 is een internationale standaard die de zuiverheidsklassen van perslucht bepaald, met betrekking tot vaste deeltjes, water en
olie. Het begrijpen van alle vereisten van de standaard valt niet binnen het bestek van deze handleiding, maar de volgende tabel vat de
classificatie voor iedere verontreinigende stof samen. U kunt meer informatie vinden over ISO 8573-1 in de domnick hunter-publicatie "EEN
HANDLEIDING OVER DE ISO 8573-REEKS KWALITETISSTANDAARD PERSLUCHT" (Artikelnummer: 17 400 4765).
ISO 8573-1:2001 klasse 3.2.2 vergelijkt met het volgende:
Klasse 3 (Vaste deeltjes)
In iedere kubieke meter perslucht zijn niet meer dan 10000 deeltjes in het bereik van 0,5-1 micron toegestaan.
In iedere kubieke meter perslucht zijn niet meer dan 500 deeltjes in het bereik van 1-5 micron toegestaan.
Klasse 2 (Water)
Een drukdauwpunt van -40
Geen vloeistof is toegestaan.
Klasse 2 (Olie)
In iedere kubieke meter perslucht is niet meer dan 0,1 mg olie toegestaan.
N.B. Dit is het gecombineerde niveau voor aërosol, vloeistof en damp.

2.4.5 Elektrische eisen

Verbinding op de stroomvoorziening zou moeten gebeuren via een schakelaar of stroomonderbreker met een vermogen van 250VAC, 15A en
met een minimale kortsluitingcapaciteit van 10KA. Dit toestel mag geen hogere afsluittijd dan 40 mS hebben en alle stroomdragende geleiders
moeten kunnen worden onderbroken.
Het geselecteerde toestel moet duidelijk en onuitwisbaar als het onderbrekingstoestel voor de apparatuur gemarkeerd zijn, dicht in de buurt van
de apparatuur zitten en makkelijk toegankelijk zijn voor de gebruiker.
De gebouwinstallatie moet een overstroombeveiliging hebben. Deze beveiliging moet overeenkomstig de plaatselijke en nationale
codevoorschriften worden geselecteerd met een minimale kortsluitingcapaciteit van 10KA.
°
C of beter is vereist.
3
/uur. Als de generator wordt
33