afhankelijk van de soort meting in een
van de drie andere jacks.
Selecteer steeds het kleinst mogelijke
meetbereik voor een hogere nauwkeurig-
heid (bv. meet 15 V in het 20 V-bereik en
niet in het 200 V-bereik). Bij overschrij-
ding van het meetbereik signaliseert de
multimeter "1" of "-1". Selecteer in dit ge-
val het eerstvolgende grotere bereik.
5.1 Meting van de spanning
Ga bij metingen vanaf 42 V zeer zorg-
vuldig te werk. Raak het meetobject of
de meetpennen in geen geval aan.
De maximaal te meten spanning mag
de volgende waarden niet overschrij-
den. Anders dreigt er levensgevaar
voor de gebruiker!
DMT-2505: 1000 V
DMT-2560: 1000 V
1) Verbind het rode meetsnoer met de
jack "V/Ω" (8). Zorg ervoor, dat u niet
per ongeluk een van beide jacks voor
de meting van de stroom (4 of 5)
gebruikt! Het meettoestel en de span-
ningsbron kunnen immers beschadigd
worden.
2) Plaats de keuzeschakelaar (3) bij wis-
selspanningen in een van de "V~"-
bereiken, bij gelijkspanningen in een
van de "V "-bereiken.
3) Houd de meetpennen tegen het meet-
object en lees de waarde van het dis-
play af.
4) Wanneer bij de meting van gelijkspan-
ningen de rode meetpen met de nega-
tieve pool en de zwarte meetpen met
de positieve pool verbonden wordt,
dan verschijnt op het display een min-
teken vóór de gemeten waarde.
5.2 Meting van de stroom
De maximaal te meten gelijkstroom
mag niet meer dan 20 A bedragen.
De 20 A-meetstroomkring is niet be-
veiligd. Wees hier bijzonder voorzich-
tig.
Bij verbinding van het rode meetsnoer
met een van beide jacks voor de
stroommeting (4 of 5), leid dan in geen
of 750 V~
of 700 V~
geval spanning naar het meettoestel.
Het meettoestel en de spanningsbron
kunnen immers beschadigd worden.
1) Verbind het rode meetsnoer met jack
(5) bij meting van de volgende stroom-
waarden:
DMT-2505: 200 mA – 20 A
DMT-2560: 2–20 A
Draai de bereikschakelaar (3) in de
stand "20" resp. "20A" van de bereiken
"A" resp. "A~".
Bij stroomwaarden die kleiner zijn
dan hierboven aangegeven, dient u
het rode meetsnoer met jack (4) te
verbinden en de keuzeschakelaar in
een van de bereiken "A " resp. "A~"
te draaien.
2) Maak de te meten stroomkring los en
verbind deze met het meettoestel.
Voer in het 20 A-bereik slechts een
korte meting (max. 15 sec.) uit, anders
wordt de meting door de interne op-
warming onnauwkeurig.
3) Wanneer bij de meting van gelijkstro-
men de rode meetpen met de nega-
tieve pool en de zwarte meetpen met
de positieve pool verbonden wordt,
dan verschijnt op het display een min-
teken vóór de gemeten waarde.
5.3 Meting van de weerstand
Het toestel is korte tijd (max. 15 sec.)
tot 250 V /~ tegen overspanning be-
veiligd. Meet evenwel niet binnen een
schakeling,
wanneer
spanning staat.
Meet een weerstand altijd afzonderlijk,
anders is de meting niet correct. Hier-
voor moet de component soms uit de
schakeling losgesoldeerd worden.
1) Verbind het rode meetsnoer met de
jack "V/Ω" (8).
2) Plaats de keuzeschakelaar (3) in een
van de "Ω"-bereiken. (Bij het model
DMT-2505 is in het 200 Ω-bereik tege-
lijkertijd de doorgangszoemer geac-
tiveerd.)
3) Houd de meetpennen tegen de weer-
stand resp. tegen de overeenkomstige
meetpunten.
NL
B
deze
onder
21