gelschaal en regel bij tot dat wijzer en spielgelbeeld elkaar
overlappen. Enkel deze werkwijze garandeert dat de waarden
parallaxvrij afgelezen worden.
— Selecteer, indien mogelijk, een meetbereik, waarbij de waarde
in het bovenste derde van de schaal afgelezen kan worden.
Hier is de nauwkeurigheid het grootst.
5.1 Meting van de spanning
Ga bij metingen vanaf 42 V zeer zorgvuldig te werk. Raak het
meetobject of de meetpennen in geen geval aan.
De maximaal te meten spanning mag niet meer dan 1000 V~/
bedragen. Anders dreigt er levensgevaar voor de gebruiker!
1) Het rode meetsnoer moet met de jack "
den zijn.
2) Plaats de keuzeschakelaar bij wisselspanningen (1) in een van
de "AC V"-bereiken, bij gelijkspanningen in een van de "DC V"-
bereiken. Men begint het best met het bereik van 1000 V.
3) Houd de meetpennen tegen het meetobject. Let bij gelijkspanning
in elk geval op een correcte polariteit: het rode meetsnoer aan de
positieve pool, het zwarte meetsnoer aan de negatieve pool.
4) Lees bij wisselspanningen de waarde af van de rode schaal
"AC" en bij gelijkspanningen de waarde van de zwarte schaal
"DC". Wanneer bij gelijkspanningen de wijzer negatief (naar
links) uitslaat, is de polariteit niet correct: verwissel de meet-
pennen aan de meetpunten.
5.2 Meting van de gelijkstroom
De maximaal te meten gelijkstroom mag niet meer dan 10 A
bedragen.
De 10 A-meetstroomkring is niet beveiligd. Wees hier bijzonder
voorzichtig.
Indien de keuzeschakelaar (1) in een gelijkstroombereik staat, leid
dan in geen geval spanning naar het meettoestel. Het meettoestel
en de spanningsbron kunnen hierdoor beschadigd worden.
1) Verbind bij gelijkstromen tussen 300 mA (MT-300) resp. 500 mA
(MT-200) en 10 A het rode meetsnoer met de jack "DC 10A" (9),
en draai de keuzeschakelaar (1) in de stand "DC 10A".
V.Ω.A" (10) verbon-
NL
B
39