Schakelhendel
Met de schakelhendel [1]
stelt u de versnelling van de
maaier in.
UGebruik niet de gashendel
om de rijsnelheid te
veranderen. De gashendel
moet op SNEL blijven staan
voor een goed maairesultaat.
Als dit niet het geval is, zal
de maaikwaliteit
afnemenGebruik het lagere
snelheidsbereik voor
molmen en verzamelen, en
het hogere snelheidsbereik voor verplaatsing.
Als de schakelhendel helemaal naar achteren staat en de
aandrijfkoppelingshendel niet in de vrijstand, zal de maaier langzaam
of helemaal niet rijden.
DE MOTOR AFZETTEN
1. Laat de aandrijfkoppelingshendel [1] en de meskoppelingshendel
los.
2. Schuif bij typen HYE de
gasklephendel [1] naar STOP
().
Draai bij typen HZE de
sleutelschakelaar naar OFF ().
3. Draai de brandstofkraan DICHT
wanneer de maaier niet gebruikt
wordt.
4. Als uw grasmachine gedurende 3 tot
4 weken niet zal worden gebruikt,
dan raden we aan om de brandstop
uit de carburator van de motor te
verwijderen. U kunt dit doen door de
brandstofklep in de stand OFF (Uit)
te zetten, de motor opnieuw te
starten en de resterende brandstof op te gebruiken. Als u de
grasmaaier langer dan 4 weken niet gaat gebruiken, raadpleeg
dan het hoofdstuk BERGING (bladzijde 18).
TIPS VOOR VEILIG MAAIEN
[2]
Houd voor uw eigen veiligheid alle vier wielen aan de grond en let op
waar u loopt zodat u niet de controle over de maaier verliest. Houd de
stuurboom stevig vast en loop altijd normaal, nooit hard, met de
maaier. Wees voorzichtig als u een ongelijk of geaccidenteerd
[1]
oppervlak maait.
Duw nooit met uw voet tegen de maaier als hij vast zit; gebruik alleen
de stuurboom om de maaier te hanteren.
Het mes is scherp en draait zeer snel rond.
Een ronddraaiend mes kan u ernstig verwonden en
vingers en tenen amputeren.
• Draag beschermend schoeisel.
• Houd handen en voeten uit de buurt van het
maaidek zolang de motor draait.
• Zet de motor altijd af voordat u instellingen
verandert en inspectie of onderhoud uitvoert.
Hellingen
Maai een helling altijd dwars, niet
van boven naar beneden. Maai
geen steile hellingen (met een
stijgings-percentage van meer
dan 20°), en wees voorzichtig als
u van richting verandert. Als u een
helling maait met nat of vochtig
gras kunt u uitglijden en de macht
over de maaier verliezen.
Obstakels
[1]
Maai langs grote obstakels, zoals
een hek of een muur, met de
zijkant van de maaier.
Laat de aandrijfkoppelingshendel los om de aandrijving te
ontkoppelen wanneer u rond een boom of een ander obstakel maait.
OFF
In zulke gevallen kunt u de maaier beter sturen als u hem duwt. Wees
voorzichtig als u over ingegraven obstakels heen maait, zoals
sproeikoppen, tegels, boorders, enz. Maai nooit over dingen heen die
boven het maaiveld uitsteken.
Als het mes iets heeft geraakt of als de maaier begint te trillen, zet
dan de motor onmiddellijk af en controleer of er iets is beschadigd.
Een obstakel kan het mes beschadigen, de krukas buigen en/of het
maaidek of andere onderdelen breken. Trilling duidt meestal op een
[2]
ernstig mankement.
DICHT
Een versleten, gescheurd of beschadigd mes kan
afbreken, waardoor stukken van het mes gevaarlijke
projectielen kunnen worden.
Ook andere weggeslingerde objecten kunnen ernstig
letsel veroorzaken.
Inspecteer het mes daarom regelmatig en gebruik de
[2]
maaier niet met een versleten of beschadigd mes.
Onderdelen die worden beschadigd door ongelukken of een botsing
vallen niet onder de garantie.
NEDERLANDS
GEVAAR
WAARSCHUWING
11