28. Voordat je de regenbekleding vastmaakt, laat je de linten op
de getoonde plaatsen om de buizen van de wandelwagen lopen
(fig. 31). Laat de regenbekleding na het gebruik aan de lucht dro-
gen (als ze nat is) voordat je haar weer opvouwt.
LET OP: let bijzonder goed op tijdens het gebruik van de regen-
bekleding.
LET OP: de regenbekleding mag niet zonder kap op de wandelwa-
gen worden gebruikt, omdat het kind hierdoor kan stikken. Als de
regenbekleding op de wandelwagen is aangebracht, mag je haar,
om gevaar voor oververhitting te voorkomen, nooit met het kind
erin, in de zon zetten.
LET OP: gebruik uitsluitend de bijgeleverde regenbekleding.
3.3. VOETENZAK - VOETENBEKLEDING
Sommige uitvoeringen kunnen worden uitgerust met voetenzak,
ideaal voor een koud klimaat. Hij kan in voetenbekleding worden
veranderd.
VOETENZAK
29. Plaats de voetenzak en maak de drukknoppen op de getoonde
plaatsen vast (fig. 32).
30. De bovenkant van de voetenzak is uitgerust met twee vel-
crobanden om hem aan de achterkant van de rugleuning vast te
maken (fig. 33).
31. De voetenzak is uitgerust met openingen om de veiligheids-
gordels doorheen te halen als hij wordt gebruikt (fig. 34).
LET OP: gebruik de voetenzak altijd door de veiligheidsgordels
door de speciale openingen heen te halen.
VOETENBEKLEDING
32. De voetenzak kan met de ritssluiting (fig. 35) in een voeten-
bekleding worden omgevormd en door het onderste gedeelte van
fleece te verwijderen.
33. Om de voetenbekleding aan te brengen, bevestig je de clips
door de linten op de getoonde plaatsen om de stangen van de
wandelwagen te laten lopen (fig. 36).
3.4 STOOTBUMPER
De stootbumper is een optioneel accessoire dat bij alle uitvoerin-
gen van de wandelwagen Liteway Plus gebruikt kan worden.
ONDERHOUD EN REINIGING
De stof van de stootbumper kan niet verwijderd worden.
34. Reinig de stoffen gedeeltes met een vochtige spons en een
neutraal wasmiddel.
Reinig de kunststof delen regelmatig met een vochtige doek. Na
eventuele aanraking met water moeten de metalen delen afge-
droogd worden om roestvorming te voorkomen.
MONTAGE
35. Gebruik de bevestigingshendels om de stootbumper aan het
frame te bevestigen (fig. 37). Verzeker je ervan dat de stootbum-
per goed op de wandelwagen is bevestigd, voordat je het kind erin
zet. Volg voor het juiste gebruik van de stootbumper de juiste
volgorde bij de montage (fig. 38). Na de montage dient de pijl op
beide bevestigingshendels naar boven te wijzen.
DEMONTAGE
36. Om de stootbumper te verwijderen, maak je de twee beves-
tigingshendels los, zoals in de afbeelding wordt getoond (fig. 39).
LET OP: om de wandelwagen op te plooien moet de stootbumper
eerst van beide kanten van het frame worden verwijderd.
LET OP: houd de stootbumper buiten het bereik van kinderen, als
hij niet op het frame is bevestigd.
LET OP: dit accessoire is geen veiligheidsmechanisme. Gebruik al-
tijd de veiligheidsgordels tijdens het vervoer van het kind.
LET OP: gebruik de stootbumper niet om de wandelwagen op te
tillen en/of te vervoeren. Gebruik dit accessoire uitsluitend voor
Chicco wandelwagens model Lite Way.
4. AUTOSTOELTJE
De wandelwagen is uitgerust met klemmen, waarmee het Keyfit
autostoeltje kan worden bevestigd, zonder extra bevestigingsme-
chanismen te gebruiken (fig. 40).
LET OP: lees de bijbehorende instructieboekjes aandachtig door
om het Keyfit autostoeltje te gebruiken.
LET OP: alleen CHICCO Keyfit autostoeltjes uitgerust met het
speciale compatibele bevestigingssysteem kunnen op de wandel-
wagen worden bevestigd.
Een oneigenlijk gebruik van deze wandelwagen met een niet com-
patibel autostoeltje kan het kind ernstig letsel berokkenen. LET
OP: voordat je begint met de installatie van het autostoeltje, de-
monteer je de stootbumper (optie) als deze op de wandelwagen
is gemonteerd. (ZIE PARAGRAAF STOOTBUMPER/DEMONTAGE)
37. Het bevestigingssysteem is naast de zijdelingse beschermin-
gen geplaatst, achter de stoffen bekleding. Om toegang te ver-
krijgen tot de bevestigingsklemmen moeten de drukknoppen ,
die zich op de achterste buizen van de wandelwagen bevinden,
los worden gemaakt (fig. 25A) en de twee plastic inzetstukken
op de buizen aan de zijkanten van de wandelwagen losgekoppeld
worden (fig. 25B).
38. Laat de rugleuning van de wandelwagen helemaal naar voren
hellen (fig. 41), haal de bekleding van onder de voetensteun te
voorschijn (fig. 42A) en verbind het paneel met de ritssluiting (fig.
42C) aan de rugleuning (fig. 42B) .
39. Om het autostoeltje op de wandelwagen vast te zetten, zet je
het in het frame van de wandelwagen ter hoogte van de klemmen
aan de zijkanten (fig. 43), zodat het kind met de voeten naar de
achterkant van de wandelwagen zit (en met het gezicht naar de
ouder) (fig. 43A). Oefen een lichte druk uit, tot je een dubbele klik
hoort als teken dat het aan beide kanten van het frame vastzit.
Monteer het autostoeltje niet met de voeten naar de straat (fig.
43C).
Probeer het autostoeltje op te tillen om te controleren of het
goed vastzit (fig. 43B).
LET OP: het kind moet altijd met de veiligheidsgordels aan het
autostoeltje zijn vastgemaakt.
LET OP: het autostoeltje moet altijd zodanig worden geïnstalleerd
dat het kind met de voeten naar de achterkant van de wandelwa-
gen zit (en met het gezicht naar de ouder fig. 43A) en niet naar de
voorkant (fig.43C).
Om de wandelwagen weer te kunnen gebruiken:
40. Om het autostoeltje te verwijderen, moet de Keyfit hand-
greep rechtop worden geplaatst. Druk nu op de knop die zich er-
achter bevindt en til het van de wandelwagen (fig. 44).
41. Open de ritssluiting en haal de bekleding van de rugleuning.
42. Berg de bekleding op in het vakje onder de voetensteun.
43. Zet de rugleuning weer rechtop. Maak de twee plastic inzet-
stukken op de bijbehorende plaatsen op de buizen aan de zijkan-
ten (fig. 27A) vast en bevestig de twee stoffen banden met de
twee drukknoppen aan de achterste buizen (fig. 27B).
BELANGRIJKE OPMERKING: de afbeeldingen en instructies in
dit boekje hebben betrekking op een bepaalde uitvoering van de
wandelwagen. Sommige onderdelen en functies die hier worden
beschreven, kunnen afhankelijk van de door jou gekochte uitvoe-
ring anders zijn.
37