Vullen
– De op het reduceerventiel ingestelde druk
mag de bedrijfsdruk van de accumulator niet
overschrijden.
– Open langzaam het ventiel van de
stikstoffles, zodat de stikstof in de
accumulator kan stromen.
– Van tijd tot tijd de vulprocedure onderbreken
en de bereikte voorvuldruk op de manometer
(M) aflezen.
– Na het bereiken van thermisch evenwicht
moet de voorvuldruk opnieuw worden
gecontroleerd en eventueel worden
gecorrigeerd. De nominale waarden hebben
in het algemeen betrekking op een
vultemperatuur van 20 °C.
– Is de druk te hoog, dan kan deze via het
ontlastingsventiel (B) worden afgelaten.
– Zodra de gewenste voorvuldruk is bereikt,
moet de inbusbout (210) van de accumulator
worden gesloten door deze rechtsom te
draaien.
– Sluit het afsluitventiel van de stikstoffles.
Ontlaad de FPU-1 via het ontlastingsventiel
en verwijder deze door de wartelmoer los te
draaien. Draai de inbusbout (210) vast aan
(20 Nm).
– Controleer de dichtheid van het gasventiel
met een lekopsporingsspray.
– Bevestig het beschermkapje (230).
NL
70
Controleren van (niet) navulbare
zuigeraccumulatoren zonder vul- en
testapparaat FPU-1
Bij opstelling van de accumulator volgens de
uitklappagina of met een beveiligings- en
scheidingsblok (SAF of SAB) kan de
voorvuldruk ook via de vloeistofzijde worden
gecontroleerd.
– Isoleer de hydraulisch gevulde
zuigeraccumulator van het systeem met het
afsluitventiel .
– Ledig de vloeistofzijde van de
zuigeraccumulator langzaam met behulp van
de ontlastingsspil .
– Observeer de manometer .
– De druk zakt eerst langzaam. Pas als de
accumulator helemaal geleegd is, daalt de
druk plotseling. Deze druk is gelijk aan de
voorvuldruk van de zuigeraccumulator.
– Wijkt de afgelezen voorvuldruk af van de
nominale druk, dan moet de
zuigeraccumulator (mits navulbaar) worden
nagevuld zoals hierboven beschreven.
5.4 Controle op olie-uittreden aan
de gaszijde
Bij continu en intensief gebruik van de
accumulator kan olie via de zuigerdichtingen
aan de gaszijde terecht komen. Dit kan als
volgt worden geconstateerd:
– afname van de prestaties van de machine of
installatie,
– hogere gasdruk dan tevoren,
– uittreden van olie of olienevel bij het openen
van de inbusbout (210).
LET OP
Verwijderen van de olie mag alleen door
geschoold vakpersoneel worden gedaan. Wij
stellen hiervoor uitvoerige aanwijzingen ter
beschikking.