C
base
nl
®
5.3 • Plaatsing ventilatoreenheid
➍
Plaats het aantal gewenste
aansluitdoppen op de
ventilatoreenheid en snij ze
af op de gewenste diameter
(Ø80 mm / Ø125 mm). Sluit
de andere aanzuigpunten af
met de bijgeleverde stoppen.
5.4 • Plaatsing dakdoorvoer
Plaats een dakdoorvoer (maximaal 10Pa drukverlies bij 250 m³/h) of een muurrrooster (type
dampkaprooster of geveldoorvoerrooster) met ronde aansluiting Ø125 mm (EX365CB Ø150 mm)
zo dicht mogelijk (<2 m) bij de ventilator. Verbind met de ventilatorafvoer d.m.v. een geïsoleerde
flexibele buis diameter 125/150 mm met klembanden.
8
➎
Sluit het kanaalwerk aan op
de aansluitstukken. Gebruik
hiervoor spanbanden.
➏
Schroef de afdekplaat van
de ventilatorbehuizing los.
Voeding uit! Zorg ervoor dat
de netvoeding uitgeschakeld
is. sluit de aansluitingskabel
voor de 3 standenschakelaar
en de voedingskabel aan
volgens het aansluitschema
(sectie 6.1)
< 2 m