Cebora PROF162 Manual De Instrucciones página 49

Piezas de repuesto y esquemas eléctricos
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 24
• Verwijder of kortsluit de beveiligingen niet.
• Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderdelen.
• Vervang eventuele beschadigde onderdelen van het
apparaat of de toorts altijd door originele materialen.
• Gebruik uitsluitend CEBORA-toortsen van het type
CP90, CP160 en CP200.
4 GEBRUIK
Lees voor gebruik aandachtig de normen CEI 26/9 - CEN-
ELEC HD 407 en CEI 26.11 - CENELEC HD 433 door en
controleer of de kabelisolatie intact is.
4.1 SNIJDEN
Schakel het apparaat in met knop A. Controlelampje B zal
nu gaan branden. Als een CP200-toorts is aangesloten,
gaat led V 15 seconden knipperen. Gedurende deze
periode functioneert het apparaat niet, maar circuleert de
koelvloeistof in de leidingen.
Druk kort de toortsdrukknop in om de gastoevoer te ope-
nen.
Controleer nu of de op manometer G aangegeven druk
overeenkomt met de op het controlepaneel aangegeven
waarden. Mocht dat niet het geval zijn, stel de druk dan
bij met behulp van knop H van de drukregelaar.
Vergrendel deze knop vervolgens door hem in te drukken.
Bevestig de klem van de werkstukkabel aan het te snijden
werkstuk. De klem en het werkstuk moeten goed elek-
trisch contact maken. Controleer dit met name bij platen
die geverfd, verroest of met een isolerende laag bekleed
zijn.
Sluit de klem niet aan op het deel dat moet worden weg-
gesneden.
Kies met behulp van knop Z de snijstroomsterkte op
basis van de te snijden dikte. Volg daarbij de volgende
aanwijzingen.
Aluminium:
8 ÷ 10 mm
15 ÷ 18 mm
22 ÷ 25 mm
Zacht/roestvrij staal:
Het apparaat is uitgerust met een constante snijstroom-
regeling, waardoor de gebruiker de voor de snij-omstan-
digheden gewenste waarde kan zoeken.
Bij waarden die hoger liggen dan wordt aangegeven, zal
de werking van het apparaat of de toorts niet nadelig wor-
den beïnvloed. Soms wordt het snijresultaat hierdoor
zelfs verbeterd omdat er minder slak aan de randen van
het werkstuk ontstaat.
Het mondstuk kan direct op het te snijden materiaal wor-
den geplaatst indien gebruik wordt gemaakt van
snijstroomsterkten tussen 20 en 50 A en een mondstuk
met een diameter van 1 of 1,1 mm.
In alle andere gevallen moet gebruik worden gemaakt van
een tweepuntsafstandstuk of afstandstuk met veer om te
voorkomen dat het mondstuk in contact komt met het te
snijden werkstuk.
3 ÷ 4 mm
40 ÷ 50 A
80 ÷ 90 A
110 ÷ 120 A
160 A
tot 5 mm
40 ÷ 50 A
tot 20 mm
80 ÷ 90 A
tot 30 mm
110 ÷ 120 A
tot 40 mm
160 A
Neem bij een toorts voor automatisch gebruik een
afstand van circa 4 à 5 mm in acht tussen mondstuk en
werkstuk.
Druk op de knop van de toorts om de boog te ontsteken.
Als binnen 2 seconden niet met snijden wordt begonnen,
gaat de boog uit. Om de boog opnieuw te ontsteken,
moet de knop weer worden ingedrukt.
Houd de toorts tijdens het snijden verticaal.
Als het snijden is voltooid en de knop is losgelaten, blijft
lucht uit de toorts stromen om deze te koelen.
Het is raadzaam het apparaat niet uit te schakelen voor-
dat de koelfase is voltooid.
Bij het snijden van gaten of wanneer vanaf het midden van
het werkstuk moet worden gesneden, moet de toorts eerst
schuin worden gehouden en later geleidelijk rechtop. Zo
wordt voorkomen dat het gesmolten metaal op de toorts
spat (zie fig. 4). Deze werkwijze moet worden gevolgd bij het
snijden van gaten in werkstukken die dikker zijn dan 3 mm.
Wanneer de toorts automatisch wordt gebruikt (zie fig. 5),
fig. 4
houd het mondstuk dan 7 à 8 mm van het werkstuk ver-
wijderd. Nadat het gat is gesneden moet deze afstand,
indien mogelijk, ten opzichte van het werkstuk worden
teruggebracht tot 4 à 5 mm. Snij nooit gaten in werkstuk-
ken die dikker zijn dan 10 à 12 mm. Bij dikkere stukken
moet het materiaal voor het snijden worden doorboord.
Het is raadzaam om bij het rondsnijden gebruik te maken
van de optioneel leverbare passer. Denk eraan dat bij het
gebruik van de passer mogelijk de voornoemde start-
techniek moet worden toegepast.
Houd de boog niet onnodig lang ingeschakeld om het
verbruik van de elektrode, de diffusor en het mondstuk te
beperken.
Schakel het apparaat na afloop van de werkzaamhe-
den uit.
4.2 SCHOONBRANDEN
Deze werkwijze maakt het mogelijk foute lassen te verwij-
deren, gelaste stukken te scheiden, randen voor te
bewerken enz.
Gebruik hiervoor het mondstuk met ø 3 mm.
De vereiste stroomsterkte ligt tussen 70 en 120 A, afhan-
kelijk van de dikte van het materiaal en de hoeveelheid
die u wilt weghalen. Houd de toorts bij deze werkzaam-
heden schuin (fig. 6) en werk naar het gesmolten materi-
aal toe, zodat dit door het gas dat uit de toorts stroomt
wordt verwijderd.
fig. 5
49

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido