Het onderwerp moet zich in een bereik van ongeveer 40% tot 70% van de aan-
gegeven waarde bevinden. De elektronica heeft dan voldoende speelruimte voor
een goede belichting. De minimale flitsafstand tot het onderwerp mag niet min-
der zijn dan 10% van de aangegeven waarde om overbelichting te vermijden!
Het aanpassen aan de betreffende opnamesituatie kan bijv. door het veranderen
van de diafragmaopening van het objectief worden bereikt.
Aanduiding van de reikwijdte in de functie van met de hand in te stellen flitser M
In de functie van de met de hand in te stellen (manual) flitser M wordt in het
display de afstandswaarde aangegeven die voor het correct belichten van het
onderwerp aangehouden moet worden. Het aanpassen aan de heersende opna-
meomstandigheden kan bijv. door het veranderen van de diafragmawaarde op
het objectief of door het kiezen van een met de hand in te stellen deelvermogen
(zie 7.2) worden bereikt.
Overschrijding van het bereik van de aanduidingen
In het display kunnen reikwijdten tot maximaal 199 m, c.q. 199 ft worden aan-
gegeven. Bij hoge ISO-waarden (bijv. ISO 6400) en grote diafragmaopeningen
kan het bereik van de aanduidingen worden overschreden. Dit wordt door een
pijl, c.q. driehoekje achter de afstandswaarde aangegeven.
6 Aanduidingen in de zoeker van de camera
Afhankelijk van het type camera verschijnen in de zoeker van de camera ver-
schillende aanduidingen voor de status van de flitser. Lees daarom vooral de
betreffende aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van uw camera!
Voorbeelden van de aanduidingen in de zoeker van de camera:
• Het flitssymbool
knippert vóór de opname:
De condensator in de flitser wordt opgeladen, de flitser is nog niet opgeladen.
• Het flitssymbool
licht op:
De condensator in de flitser is opgeladen, de flitser is bedrijfsklaar.
7 Flitsfuncties ('Mode')
Afhankelijk van het type camera staan u verschillende TTL-flitsfuncties ter
beschikking, de functie van met de hand in te stellen flitser (manual) en de flitsre-
geling bij korte belichtingstijden HSS. Voordat u de flitsfunctie instelt, moet er een
uitwisseling van gegevens tussen camera en flitser hebben plaatsgevonden, bijv.
door het even aantippen van de ontspanknop op de camera. Het instellen van
de flitsfunctie moet met de toets „Mode"
7.1 TTL-functies
In de TTL-flitsfuncties komt u op eenvoudige wijze tot zeer goede flitsopnamen. In
deze flitsfuncties wordt de belichtingsmeting door een sensor in de camera uitge-
voerd. Deze meet het door het onderwerp gereflecteerde licht door het objectief
heen (TTL ='Trough The Lens'). De camera berekent daarbij automatisch het
vereiste flitsvermogen voor een correcte belichting van de opname. Het voordeel
van de TTL-flitsfunctie ligt hierin, dat alle factoren die de belichting kunnen beïnv-
loeden (opnamefilters, veranderingen van diafragma- en brandpuntsafstand bij
zoomobjectieven, verlenging van de uittrek bij dichtbijopnamen enz.) automa-
tisch bij het regelen van het flitslicht in acht worden genomen.
Na een correct belichte opname verschijnt gedurende ong. 3 sec. de aanduiding
van de belichtingscontrole
'o.k.' (zie 4.2).
Let er op, of er voor uw camera beperkingen gelden ten aanzien van de
ISO-waarden voor de TTL-flitsfunctie (bijv. ISO 64 tot ISO 1000; zie de
gebruiksaanwijzing van de camera)! Voor het testen van de TTL-functie
moet er zich bij analoge camera's een film in de camera bevinden!
TTL met flits vooraf en ADI-meting
De TTL met flits vooraf en de ADI-meting zijn digitale TTL-flitsfuncties en nieuwe
ontwikkelingen van de TTL-flitsfuncties van analoge camera's. Bij de opname
wordt dan, voor de eigenlijke belichting, een nagenoeg onzichtbare meetflits
door de flitser afgegeven. Het door het onderwerp gereflecteerde licht wordt
door de camera geëvalueerd. Overeenkomstig deze evaluatie wordt de eerstvol-
plaatsvinden.
47