Het systeem schakelt over van SWW-productie op
ruimteverwarming / -koeling indien:
• de kamerprioriteit gedurende 15 minuten hoger is dan
de SWW-prioriteit
• de SWW-prioriteit 0 is en er ruimteverwarming /
-koeling gevraagd wordt
• de kamerprioriteit gedurende 2 minuten 1 is.
In SWW-modus wordt de kamerprioriteit ingesteld op 0.
Indien er geen kamersensor wordt gebruikt, wordt de
kamerprioriteit ingesteld op:
• 0,5 wanneer er geen SWW gevraagd wordt en op
• 0 wanneer er wel SWW wordt gevraagd.
In geval van boilerondersteuning, worden de
prioriteitslijnen aangepast om de energie-efficiëntie te
optimaliseren.
4.4.1 - SWW-ingang
De SWW-ingang is van invloed op de SWW-prioriteit.
De SWW-ingang kan worden aangesloten op de
zonnecelbesturing (code 133=2) om de SWW-productie
van het systeem te stoppen zodra er zonne-energie
beschikbaar is.
SWW-ingang niet actief
Wanneer de SWW-ingang niet actief is, wordt de
SWWprioriteit ingesteld op 0 (zie code 106.0).
SWW-ingang is actief
Wanneer de SWW-ingang actief is en indien het SWW
beheerd wordt door de systeembesturing (code 133=1
of 2), wordt de prioriteit normaal berekend; indien het
beheerd wordt door een extern contact (code 133=3),
wordt de prioriteit ingesteld op 1.
Bij gebruik van een tank vermeld in de paragraaf
Accessoires en indien er niets is aangesloten op deze
ingang, code 106.0 = 1 instellen.
4.4.2 - Extra verwarmer
Extra verwarmer (elektrische verwarmer in SWW-tank)
wordt geactiveerd als de SWW-temperatuur lager is dan
het instelpunt en het programma activering van de
elektrische verwarmer toestaat.
Deze functie is enkel beschikbaar indien het SWW wordt
beheerd door de systeembesturing (code 133 = 1 of 2).
Het is mogelijk de activering van de extra verwarmer te
forceren door code 1.5 = 1 in te stellen.
De code wordt automatisch gereset wanneer het gewenste
instelpunt wordt bereikt.
Als de SWW-temperatuursensor in diagnose is, wordt de
extra verwarmer nooit geactiveerd.
114
4.4.3 - Desinfectie (antilegionella)
Deze functie is enkel beschikbaar indien het SWW wordt
beheerd door de systeembesturing.
De desinfectiefunctie desinfecteert de SWW-tank door het
water regelmatig gedurende een bepaalde tijd te verhitten
tot een welbepaalde temperatuur.
De instellingen van de desinfectiefunctie moeten worden
geconfigureerd volgens de nationale en lokale
voorschriften.
Tijdens de desinfectiefunctie wordt de extra verwarmer
ingeschakeld indien nodig, ongeacht het programma.
In geval van boilerondersteuning, worden de
prioriteitslijnen aangepast om de energie-efficiëntie te
optimaliseren.
Opmerking: Indien de SWW-sensor in diagnose is of de
desinfectiefunctie niet is uitgevoerd binnen het
vastgestelde tijdsbestek, wordt de SWW-productie
uitgeschakeld, tenzij code 1.3 is ingesteld op 1.
Het systeem zal dan proberen de desinfectiecyclus uit te
voeren op de volgende geplande dag.
Code 1.3 wordt automatisch terug op 0 gezet wanneer de
SWW-sensor werkt en de desinfectiefunctie is uitgevoerd.
4.5 - Vorstbeveiliging
Deze functie is actief in elke bedrijfsmodus, ook tijdens
UIT.
Ze voorkomt dat het water in de leidingen en in de SWW-
tank bevriest.
De activeringstemperatuur wordt bepaald door code 111.
4.6 - Woning-vorstbeveiliging
De gebruiker kan deze functie activeren via code 1.0.
Zodra ze is ingeschakeld, is deze functie actief in de
UIT-modus en de SWW-modus.
Ze voorkomt dat de omgevingstemperatuur onder een
bepaalde temperatuur daalt, vastgelegd door code 2.
Ze werkt alleen als de kamertemperatuur gemeten wordt
door het systeem (code 105.0 = 1 of 4).
4.7 - Waterpompbeheer
Deze functie werkt alleen als de kamertemperatuur
gemeten wordt door het systeem (code 105.0 = 1 of 4).
Indien code 1.6 = 0, draait de waterpomp altijd tijdens
ruimteverwarming / -koeling.
IIndien code 1.6 = 1, wordt de waterpomp uitgeschakeld
als de kamertemperatuur het instelpunt overschrijdt met
code 4 ( °C), en ingeschakeld als de kamertemperatuur
code 4 ( °C) lager (bij verwarming, bij koeling hoger) is
dan het kamerinstelpunt.