•
Waarschuwing: indien dit advies wordt genegeerd ontstaat het risico op ernstig letsel of overlijden.
5.
De rolstoel moet worden vastgezet met een bevestigingssysteem dat voldoet aan ISO 10542 of SAE J2249,
met niet-verstelbare banden aan de voorzijde en verstelbare banden aan de achterzijde, die worden bevestigd
door middel van karabijnhaken/S-haken en gesp en gordel bevestigingen. De bevestigingen bestaan doorgaans
uit vier aparte banden die vastgemaakt worden aan iedere hoek van de rolstoel.
6.
De verankeringsbanden moeten aan het frame van de rolstoel worden bevestigd zoals aangegeven in de tekening
op de volgende pagina. Ze mogen niet worden bevestigd aan accessoires, wielen, remmen, voetsteunen en
dergelijke.
7.
De verankeringsbanden dienen in een
de banden moeten strak vastgezet worden in overeenstemming met de instructies van de fabrikant.
8.
De verankeringspunten, frame en structurele onderdelen van de rolstoel mogen niet zonder overleg met
de fabrikant worden gewijzigd of vervangen. Dergelijke wijzigingen kunnen de rolstoel van Sunrise Medical
ongeschikt maken voor transport in een voertuig.
9.
Zowel de heupgordel als de veiligheidsgordel voor het bovenlichaam moet worden gebruikt om de
rolstoelgebruiker goed in de rolstoel te laten zitten. Hierdoor wordt het risico verkleind dat hoofd en borst in
botsing komen met onderdelen van het voertuig. Tevens wordt risico verkleind dat de rolstoelgebruiker of de
andere inzittenden van het voertuig geblesseerd raken. (Fig. 11) De bovenlichaamgordel dient bevestigd te
worden aan de "B" stang van het voertuig. Indien dit wordt nagelaten, wordt het risico van ernstig (onder)
buikletsel van de gebruiker vergroot.
Fig.10
10. Tijdens het transport dient men gebruik te maken van een hoofdsteun die geschikt is voor transport (zie etiket
van de hoofdsteun). Deze moet gedurende het hele transport op de juiste wijze zijn aangebracht.
11. Lichaamsondersteunende gordels (zoals heupgordels) mogen niet worden gebruikt als veiligheidsgordel voor
een rolstoelgebruiker, tenzij deze voldoen aan de normen zoals gespecificeerd in ISO 7176-19:2001 of SAE
J2249.
12. De veiligheid van de rolstoelgebruiker tijdens het transport hangt af van de nauwkeurigheid waarmee de
verankeringsbanden worden bevestigd. De persoon/personen die de verankering tot stand brengt/brengen,
moet(en) op juiste wijze zijn geïnstrueerd en getraind.
13. Verwijder waar mogelijk hulpmiddelen en accessoires en berg deze veilig op. Hierbij kunt u denken aan:
Krukken
Losse kussens
Werkbladen
14. Een scharnierende/opgetilde beensteun mag zich niet in opgetilde positie bevinden tijdens transport van de
rolstoel en gebruiker wanneer de rolstoel is verankerd met verankeringsbanden en veiligheidsgordels.
15. Een gekantelde rugleuning moet in rechte positie worden gezet.
16. De handremmen moeten goed worden vastgezet.
46
hoek van 45 graden zo dicht mogelijk bij de stoel bevestigd te worden;
Fig. 11