Wanneer de omkeerschakelaar in de middenstand staat,
kunt u de aan/uit-schakelaar niet inknijpen.
LET OP:
• Controleer altijd de draairichting alvorens het
gereedschap te gebruiken.
• Gebruik de omkeerschakelaar alleen nadat het
gereedschap volledig tot stilstand is gekomen. Als u de
draairichting verandert voordat het gereedschap
volledig stilstaat, kan het gereedschap worden
beschadigd.
• Als u het gereedschap niet gebruikt, zet u de
omkeerschakelaar altijd in de middenstand.
De draaisnelheid veranderen (zie afb. 5)
Om de draaisnelheid van het gereedschap te veranderen,
schakelt u eerst het gereedschap uit en verschuift u
daarna de snelheidsinstelknop naar stand "2" voor een
hoge draaisnelheid, of naar stand "1" voor een lage
draaisnelheid. Zorg ervoor dat de snelheidsinstelknop in
de juiste stand staat alvorens het gereedschap te
bedienen. Gebruik de juiste draaisnelheid voor uw klus.
LET OP:
• Zet de snelheidsinstelknop altijd volledig in de
gewenste stand. Als u het gereedschap bedient terwijl
de snelheidsinstelknop halverwege de standen "1" en
"2" staat, kan het gereedschap worden beschadigd.
• Bedien de snelheidsinstelknop niet terwijl het
gereedschap draait. Het gereedschap kan hierdoor
worden beschadigd.
De werkingsfunctie kiezen (zie afb. 6)
Dit gereedschap is uitgerust met een werkingsfunctie-
keuzering. Kies met deze keuzering uit de drie
beschikbare werkingsfuncties degene die het meest
geschikt is voor uw klus.
Voor alleen ronddraaien, draait u de keuzering zodat de
pijlpunt op het gereedschap op het symbool
staat.
Voor ronddraaien met slagwerking, draait u de keuzering
zodat de pijlpunt op het gereedschap op het symbool
op de ring staat.
Voor ronddraaien met slipkoppeling, draait u de keuzering
zodat de pijlpunt op het gereedschap op het symbool
op de ring staat.
LET OP:
• Stel de keuzering altijd in op het symbool van de juiste
stand voor uw klus. Als u het gereedschap bedient met
de keuzering ingesteld tussen twee symbolen in, kan
het gereedschap worden beschadigd.
Het draaikoppel instellen (zie afb. 7)
Het draaikoppel kan in 16 stappen worden ingesteld door
de instelring te draaien zodat de gewenste stand op de
schaalverdeling is uitgelijnd met de pijlpunt op de
behuizing van het gereedschap. Het draaikoppel is
minimaal wanneer stand 1 is uitgelijnd met de pijlpunt, en
maximaal wanneer het symbool is uitgelijnd met de
pijlpunt.
Bepaal het juiste draaikoppelniveau door bij wijze van
proef een schroef in het materiaal of een stuk
gelijkwaardig materiaal te draaien, alvorens het
gereedschap voor de daadwerkelijke klus te gebruiken.
ONDERDELEN AANBRENGEN/
VERWIJDEREN
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de accu is verwijderd alvorens enige
werkzaamheden aan het gereedschap te verrichten.
Het schroefbit of boorbit aanbrengen en
verwijderen (zie afb. 8)
Draai de mof linksom om de klauwen in de spankop te
openen. Steek het bit zo ver mogelijk in de spankop.
Draai de mof rechtsom om de spankop te sluiten.
Om het bit te verwijderen, draait u de mof linksom.
De bithouder aanbrengen (accessoire)
(zie afb. 9)
Pas de bithouder in de uitsparingen op de linker- of
rechterzijkant van de voet van het gereedschap en zet
deze vast met een schroef.
Wanneer u een bit niet gebruikt, klemt u deze in de
bithouder. U kunt hierin bits van 45 mm lengte bewaren.
Haak (accessoire) (zie afb. 10)
De haak is handig om het gereedschap tijdelijk aan op te
hangen.
De haak kan aan beide kanten van het gereedschap
worden bevestigd.
U bevestigt de haak door deze in een groef in de
behuizing van het gereedschap te steken en vast te
zetten met een schroef.
Om de haak te verwijderen, draait u de schroef los en
haalt u de haak van het gereedschap af.
BEDIENING
op de ring
LET OP:
• Steek de accu altijd zo ver mogelijk in het gereedschap
totdat deze met een klik wordt vergrendeld. Als u het
rode deel aan de bovenkant van de knop kunt zien, is
de accu niet goed aangebracht. Steek de accu zo ver
mogelijk erin tot het rode deel niet meer zichtbaar is.
Als u dit niet doet, kan de accu per ongeluk uit het
gereedschap vallen en u of anderen in uw omgeving
verwonden.
Houd het gereedschap stevig vast met één hand aan de
handgreep en de andere aan de onderkant van de accu
om de draaiende beweging op te vangen.
Gebruik als boorhamer
LET OP:
• Op het moment dat het boorgat doorbreekt, het
boorgat verstopt raakt met steentjes of gruis, of de
boorkamer de bewapening in het beton raakt wordt een
enorme kracht uitgeoefend op het gereedschap/bit.
Draai eerst de werkingsfunctie-keuzering zodat de pijlpunt
op de behuizing van het gereedschap op het symbool
staat. De instelring kan bij deze werkingsfunctie worden
ingesteld op ieder draaikoppelniveau.
Zorg ervoor dat u een bit met een hardmetalen punt
gebruikt.
Plaats het bit op het punt waar u wilt boren en knijp de
aan/uit-schakelaar in. Duw niet te hard tegen het
27