SCHOORSTEENPIJP
• Vooraleer de kachel te installeren, nagaan of de schoorste-
enpijp geschikt is om rook af te voeren. De goede werking van
een eventueel vorig fornuis of vorige kachel die op diezelfde
schoorsteenpijp was aangesloten, houdt niet noodzakelijk in dat
ook de nieuwe kachel goed zal functioneren.
• Bij de installatie van de kachel moet rekening worden gehou-
den met de plaats van de schoorsteenpijp, teneinde rookkanalen
met een onjuist verloop te vermijden. De afmetingen van de
schoorsteenpijp moeten overeenstemmen met de vermeldingen
in deze technische fi che. Wij raden het gebruik van warmte-
geïsoleerde schoorsteenpijpen aan, bestaande uit hittebestendig
materiaal of roestvrij staal met een cirkelvormige binnenkant
en met gladde binnenwanden.
• De doorsnede van de schoorsteenpijp moet over de gehele
lengte dezelfde zijn (wij raden een hoogte van minimaal 3,5 à 4
meter aan).
• Het verdient aanbeveling om aan het begin van de schoorste-
enpijp een vergaarbak voor onverbrande resten en eventuele
condensatiedampen te plaatsen .
• Schoorsteenpijpen in slechte staat, vervaardigd uit ongeschikt
materiaal (asbest, gegalvaniseerd staal, geribbeld staal enz. met
een ruwe en poreuze binnenkant) zijn wettelijk verboden en
hinderen de goede werking van de kachel.
• De schoorsteenpijp mag enkel voor de kachel worden gebru-
ikt (er mag geen rook van om het even welke andere bran-
dhaard worden afgevoerd).
• Een perfecte trek wordt vooral verkregen door een schoorste-
enpijp zonder obstakels zoals versmallingen, horizontale delen,
uitstekende scherpe randen; voor eventuele verplaatsingen van
de as moet in de pijp een buiging worden aangebracht, met een
hoek van maximaal 45° ten opzichte van de verticale as (Afb.
3).
• Wanneer de schoorsteenpijp die men wenst te gebruiken voor
de installatie, voordien voor andere kachels of haarden werd
gebruikt, moet deze zorgvuldig worden gereinigd om te garan-
deren dat de kachel goed kan functioneren of om ontbranding
van voordien op de binnenwanden afgezette onverbrande resten
te voorkomen.
• In normale omstandigheden moet de schoorsteenpijp ten
minste jaarlijks worden schoongeveegd.
• Voor een optimale werking moet de trek van de schoorste-
enpijp een onderdruk van 0,12 tot 0,2 mbar genereren. Lagere
waarden kunnen de vlotte rookafvoer hinderen bij het vullen
van de kachel en te veel roetafzetting veroorzaken. Hogere
waarden veroorzaken een te snelle verbranding waardoor het
warmterendement daalt.
De waarden zijn terug te vinden in de tabel UNI 10683.
• Bij meerdere schoorsteenpijpen op het dak is een tusse-
nafstand van 2 meter aanbevolen en zou de schoorsteen van
de kachel minstens 40 centimeter boven de andere moeten uit-
steken. Zie de norm UNI 10683, hoofdstuk inzake de afstanden
en plaatsing van schoorstenen.
• Wij raden aan om een klep op het rookkanaal te installeren.
INSTALLATIE
ROOKKANAAL
Met rookkanaal wordt de buis bedoeld die de pijp waarlangs
de rook naar buitengaat, verbindt met het verbindingsstuk van
de schoorsteenpijp. Het kanaal moet worden opgebouwd uit
stijve buizen van staal of keramiek; buigzame metalen buizen
of vezelcement zijn niet toegestaan. Horizontale segmenten of
tegenhellingen zijn te vermijden. Wijzigingen van de doorsne-
de zijn enkel toegestaan aan de uitgang van de schoorsteen en
niet, bijvoorbeeld, aan de aansluiting van de schoorsteenpijp.
Hoeken van meer dan 45° (zie Afb. 1,2,3,4) zijn niet toege-
staan. De aansluiting van de metalen schoorsteenpijp op de
rookuitgang van de kachel moet met kit voor hoge temperatu-
ren worden afgewerkt.
• Om de stroom van rook te controleren is het aanbevolen een
klep te installeren op het rookkanaal.
SCHOORSTEEN
De schoorsteen moet winddicht zijn (gelieve u voor meer
uitleg tot uw verdeler te wenden) met een interne doorsnede
gelijkaardig aan die van de schoorsteenpijp, en een uitgang niet
kleiner dan het dubbele van de uitgang van de schoorsteenpijp.
Raadpleeg norm UNI 10683 voor een correcte werking van de
schoorsteen.
- 80
- 80
-
-