Onderhoud; Controle Van De Werking; Het Toestel Wordt Niet Ingeschakeld; Stofvorming Tijdens Het Stofzuigen - Fimap FV9 Manual De Uso

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 24
1. Controleer dat de hoofdschakelaar op "0" is gesteld. Anders moet de
schakelaar op de knop gedrukt worden (Afb. 12).
2. Verwijder de inlaat van de bedekking door deze linksom te draaien
(pijl B in Afb. 13).
3. Verwijder de bedekking (1) van de zuigbak, door op de haken te
handelen die op de zijkant van de bak zelf zijn voorzien (pijl A in
Afb. 14).
4. Vervang indien noodzakelijk het zakje (3) in de bak (pijl A in Afb.
15).
5. Verwijder de filter (2) uit het toestel (pijl A in Afb. 16), en reinig
deze met behulp van een neutraal reinigingsmiddel en lauw water
(opgelet: voordat de filter opnieuw in het toestel wordt geplaatst,
moet deze helemaal droog zijn).
6. Plaats de bedekking (1) op de zuigbak pijl B in Afb. 14), door op de
haken te handelen die op de zijkant van de bak zelf zijn voorzien.
7. Verwijder de houder van de zuigmotor (9) van het toestel, door op
de haken te handelen die op de zijkant van de bak zelf zijn voorzien
12
2
A
B
16

HET TOESTEL WORDT NIET INGESCHAKELD

Als het toestel niet wordt ingeschakeld, moet het volgende
gecontroleerd worden:
1. Plaats de hoofdschakelaar in positie "I".
2. Controleer dat de stekker van de stroomkabel van het toestel
correct in het stopcontact is geplaatst, anders moet het correct
gepositioneerd worden.

STOFVORMING TIJDENS HET STOFZUIGEN

Als tijdens de werkzaamheden stof uit het toestel komt, moet het
volgende gecontroleerd worden:
1. Controleer dat de zuigleiding correct is verbonden op de inlaat in
de bedekking van de opvangbak, anders moet ze correct geplaatst
worden.
2. Controleer dat de zuigleiding correct is verbonden met het gebruikte
accessoire, anders moet deze correct geplaatst worden.

DE ZUIGCAPACITEIT IS ONVOLDOENDE

Als de zuigcapaciteit onvoldoende is, moet het volgende gecontroleerd
worden:
1. Controleer dat de zuigleiding correct is verbonden op de inlaat in
de bedekking van de opvangbak, anders moet ze correct geplaatst
worden.
2. Controleer dat de zuigleiding correct is verbonden met het gebruikte
accessoire, anders moet deze correct geplaatst worden.
3. Controleer dat geen onzuiverheden aanwezig zijn die de zuigleiding
verstoppen, anders moeten deze verwijderd worden.
4. Controleer dat geen onzuiverheden aanwezig zijn die de zuigkamer
van het gebruikte accessoire verstoppen, anders moeten deze

ONDERHOUD

B
A
13
A
B
9
17

CONTROLE VAN DE WERKING

99
(pijl B in Afb. 17).
8. Verwijder de filter van de zuigmotor (10) uit het toestel (pijl A in Afb.
18), en reinig deze met behulp van een neutraal reinigingsmiddel en
lauw water (opgelet: voordat de filter opnieuw in het toestel wordt
geplaatst, moet deze helemaal droog zijn).
9. Plaats de houder van de zuigmotor (9) onder de bak, door op de
haken te handelen die op de zijkant van de bak zelf zijn voorzien
(pijl A in Afb. 17).
10. Verwijder het rooster (11) dat zich vooraan de bak bevindt (pijl A
in Afb. 19).
11. Verwijder de filter (12) uit het toestel, en reinig deze met behulp van
een neutraal reinigingsmiddel en lauw water (opgelet: voordat de
filter opnieuw in het toestel wordt geplaatst, moet deze helemaal
droog zijn).
Positioneer het rooster daarna opnieuw onderaan het toestel, en
bevestig het door het in de opening van de bak te drukken (pijl B in
Afb. 19).
A
B
1
14
A
B
10
18
3. Controleer dat de elektrische specifieken van het toestel
overeenstemmen met diegenen van het stroomnet; controleer de
technische gegevens op de plaat met serienummer.
4. Controleer dat de stroomkabel niet is beschadigd, anders mag
het toestel niet gebruikt worden en moet onmiddellijk een erkend
assistentiecentrum gecontacteerd worden.
3. Controleer dat het zakje niet vol is, anders moet het leeggemaakt
worden.
4. Controleer dat het zakje correct is gepositioneerd.
5. Controleer dat de bedekking van de opvangbak correct is
gepositioneerd.
verwijderd worden.
5. Controleer dat het zakje niet vol is, anders moet het leeggemaakt
worden.
6. Controleer dat de filter van stof niet vuil of beschadigd is, anders
moet deze gereinigd of vervangen worden.
7. Controleer dat de filter van de zuigmotor niet vuil of beschadigd is,
anders moet deze gereinigd of vervangen worden.
8. Controleer dat de luchtfilter niet vuil of beschadigd is, anders moet
deze gereinigd of vervangen worden.
9. Controleer dat de bedekking van de opvangbak correct is
gepositioneerd.
A
B
3
15
12
A
11
19
B

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido