N
(nummer 8) en het andere uiteinde aan een externe aarde
L
(bijvoorbeeld een aardelektrode).
7.4 Brandstof bijvullen (afb.1)
WAARSCHUWING
Schakel de machine uit en zorg ervoor dat u zich in een
goed geventileerde ruimte bevindt.
Open de tankdop (nummer 2) en voeg via een trechter
een goede hoeveelheid loodvrije benzine toe.
Vul de tank niet te ver en knoei niet met benzine.
(Wordt er toch benzine, veeg dan het overschot weg
en wacht tot het restant verdampt is – er is gevaar op
ontbranding.) Schroef de tankdop weer dicht.
7.5 Ole bijvullen (afb. 3, 5 en 6)
WAARSCHUWING
Schakel de machine uit en zorg ervoor dat u zich in een
goed geventileerde ruimte bevindt.
Open de oliebijvulschroef (letter F) en voeg ongeveer 0,6
L motorolie (15W40 boven de 0
toe met de meegeleverde oliekan (nummer 19 en 20) of
totdat het bovenste merkteken op de oliepeilstok (letter D)
bereikt is.
Belangrijk:
Schroef de oliepeilstok niet vast om het oliepeil te
controleren, maar steek hem er tot de schroefdraad in.
Sluit de oliebijvulschroef en monteer de motorkap weer.
Belangrijk! Olie en brandstof moeten bijgevuld zijn
voordat u de motor kunt starten.
8. Bedrijf
Controleer het brandstofpeil en vul het zo nodig bij.
•
Zorg ervoor dat de generator voldoende ventilatie heeft.
•
Zorg ervoor dat de ontstekingskabel aan de bougie is
•
aangesloten.
Controleer de directe omgeving van de generator.
•
Verwijder alle elektrische apparatuur die al op de
•
o
o
C, 5W30 onder 0
C)
28
generator aangesloten is.
8.1 De motor starten (afb. 1, 2)
Belangrijk: gebruik geen chemische startmiddelen zoals
zeer vluchtige brandstoffen en dergelijke.
Open de benzinekraan (5) door hem naar positie I te
•
draaien.
Zet de AAN/UIT-schakelaar (nummer 7) in de stand "I".
•
Trek aan de chokehendel (nummer 6).
•
Start de motor met het startkoord (nummer 4) door
•
krachtig aan het handvat te trekken. Start de motor niet,
trek dan nog eens. Belangrijk:
Trek altijd langzaam aan het koord tot u weerstand voelt,
en trek daarna snel om de motor te starten. Laat het
startkoord niet vanzelf terugschieten.
Duw de chokehendel terug (nummer 6) 15 à 30
•
seconden nadat de motor gestart is.
8.2 Economische stand
Met de economieschakelaar (nummer 9) in de stand
"I" (aan):
De motorsnelheid wordt geregeld volgens de minimale
behoefte aan energie en de generator draait rustig en
efficiënt.
Met de economieschakelaar (nummer 9) in de stand
"O" (uit):
De generator loopt op maximale snelheid.
8.3 Gebruikers op de generator aansluiten (afb. 2)
Sluit elektrische apparatuur van 230 V~ aan op het
•
stopcontact (nummer 10). Belangrijk: dit stopcontact
is geschikt voor een maximale continue belasting (S1)
van 2000 W en een tijdelijke belasting (S2) van 2200 W
gedurende niet meer dan 2 min.
Sluit de generator niet aan op het lichtnet; het kan de
•
generator beschadigen.