mag in de zuigmodus enkel met een ge-
monteerde opvangzak bediend worden.
7. Bevestig de lus van de opvangzak (19)
aan de blaas-/zuigbuis.
Draagriem aanbrengen:
8. Haak de draagriem (1) aan de bevesti-
gingsbrug (8) in.
Bedienen
Gevaar voor verwondingen!
Draag bij werkzaamheden met het
apparaat geschikte kleding en werk-
handschoenen. Vergewis u telkens
vóór gebruik dat het apparaat in staat
is om te functioneren. Vergewis u
dat de opvangzak en de buis juist
gemonteerd zijn en dat de draagriem
correct voor de werkzaamheden inge-
steld is. Indien er een schakelaar be-
schadigd is, mag er met het apparaat
niet meer gewerkt worden. Gelieve
erop te letten dat de netspanning met
het typeaanduidingplaatje aan het ap-
paraat overeenstemt.
Gelieve de geluidswering en de plaat-
selijke voorschriften in acht te nemen.
Het gebruik van het apparaat kan op
bepaalde dagen (bijvoorbeeld zon- en
feestdagen), op bepaalde tijdstippen
van de dag (middaguur, nachtrust) of in
speciale gebieden (bijvoorbeeld gezond-
heidsoorden, hospitalen etc.) beperkt of
verboden zijn.
Na het uitschakelen van het appa-
raat draait het schoepenrad nog een
tijdje verder. Gevaar voor verwon-
dingen door draaiend werktuig.
In- en uitschakelen, modus wis-
selen
Let er vóór het inschakelen op dat het
apparaat geen voorwerpen raakt. Let op
een veilige stand.
Het apparaat kan pas ingeschakeld
worden wanneer de complete blaas-/
zuigbuis gemonteerd is. De waaieraf-
dekking moet gesloten en de beves-
tigingsschroeven moeten tot aan de
aanslag vastgedraaid zijn.
C
1.
Vorm uit het uiteinde van het ver-
lengsnoer een lus en bevestig deze
aan de kabelhouder (15). Door de
snoerontlasting wordt voorkomen,
dat de elektrische steekverbinding
per ongeluk loskomt.
2.
Doe de draagriem (1) om en stel
deze op de optimale lengte in.
3.
Maak de snelspanner (7) los en zet
de extra handgreep (6) in de ge-
wenste positie. Vergrendel de span-
ner opnieuw.
4.
Vergewis u dat het apparaat uitge-
schakeld is en sluit het apparaat op
de netspanning aan.
5.
Ter keuze van het bedrijfssoort draait
u de bedrijfssoort-keuzeschakelaar
op het gewenste symbool (16).
Vooraleer de modus te wijzigen,
moet het apparaat onvoorwaarde-
lijk uitgeschakeld worden.
Modus "Blazen"
Modus "Aanzuigen"
6. Om het apparaat in te schakelen, schuift u
de schakelaar "Aan/uit" (9) in de stand "I".
Het apparaat start.
Om het apparaat uit te schakelen, schuift u
de schakelaar "Aan/uit" (9) in de stand "0".
Het apparaat wordt uitgeschakeld.
NL
73