NL
Bedienen
Gevaar voor verwondingen!
Draag bij werkzaamheden met
het apparaat geschikte kleding en
werkhandschoenen. Vergewis u
telkens vóór gebruik dat het appa-
raat in staat is om te functioneren.
Vergewis u dat de opvangzak en
de buis juist gemonteerd zijn en
dat de draagriem correct voor de
werkzaamheden ingesteld is.
Gelieve de geluidswering en de
plaatselijke voorschriften in acht
te nemen. Het gebruik van het ap-
paraat kan op bepaalde dagen
(bijvoorbeeld zon- en feestdagen),
op bepaalde tijdstippen van de dag
(middaguur, nachtrust) of in speciale
gebieden (bijvoorbeeld gezond-
heidsoorden, hospitalen etc.) be-
perkt of verboden zijn.
Na het uitschakelen van het ap-
paraat draait het schoepenrad
nog een tijdje verder. Gevaar
voor verwondingen door draai-
end werktuig.
Motor starten
Start de motor minstens drie me-
ter van de plaats van vulling ver-
wijderd.
Let er vóór het inschakelen op dat
het apparaat geen voorwerpen
raakt. Let op een veilige stand.
Het apparaat kan pas ingescha-
keld worden wanneer de com-
plete blaas-/zuigbuis gemonteerd
is.
30
1. Zet het apparaat op een vaste,
vlakke ondergrond.
2. Breng de aan-/uitschakelaar (2)
op „I".
3. Bij een koude start brengt u
de chokehendel (19) in positie
„START" en drukt u 5 x op de
brandstofpomp (18), tot er brand-
stof vrijkomt.
Bij een warme start laat u de
chokehendel (19) in positie „RUN"
.
4. Houd het apparaat met een hand
aan de handgreep (4) vast. Met
de andere hand trekt u meermaals
snel de startkabel aan de starter-
greep (21), tot de motor start.
Opgelet! Startkabel niet te ver uit-
trekken - gevaar voor kabelbreuk!
5. Laat de motor 10 seconden warm-
lopen.
6. Schuif de chokehendel (19) in po-
sitie „RUN" .
Start de motor na twee pogingen
niet, probeer dan zonder choke
in positie „RUN" (warme start) te
starten. Indien dit niet lukt, volg
dan de instructies in het hoofdstuk
„Foutopsporing".
Motor stoppen
1. Laat de gashendel (3) los.
2. Breng voor het afzetten van de motor
de aan-/uitschakelaar (2) in „0".