ELEKTRISCHE INSTALLATIE
Veiligheidsvoorschriften met betrekking tot eerste elektrische installatie
1.
Bij een onveilige situatie (met betrekking tot elektrisch/mechanisch gedeelte en/of koelmiddel etc.)
mag de airconditioning niet worden geïnstalleerd.
2.
De geleverde voedingsspanning moet binnen een bereik van 95%~105% van de nominale spanning
volgens de tabel met nominale waarden liggen.
3.
Het voedingscircuit moet worden voorzien van een kruipstroombeveiliging met een capaciteit van 1,5
maal de maximale stroomsterkte van de unit.
4.
Zorg ervoor dat de airconditioning goed geaard is.
5.
Sluit de kabels aan volgens het bijgevoegde elektrisch aansluitschema, dat zich op het paneel van de
buitenunit bevindt.
6.
Alle bedrading dient te voldoen aan landelijke en plaatselijke elektriciteitsnormen en –voorschriften en
moet door gekwalificeerde vakmensen worden aangesloten.
7.
Speciaal voor deze airconditioning moeten een afzonderlijke afgetakt circuit en een enkel stopcontact
aanwezig zijn. Zie onderstaande tabel voor aanbevolen kabeldiameters en zekeringspecificaties:
Model
<
2.6 kW
2.6 kW < model ≤ 5.2 kW
LET OP!
De voedingsspanning moet overeenkomen met de nominale spanning van de airconditioning.
De kabel met de buitenunit verbinden
1.
Alle verbindingsdraden van de binnen- en buitenunit, met uitzondering van de aarddraad (Ge/Gr), zijn
met de connector op het klemmenbord verbonden, alleen de witte contactstoppen zijn zichtbaar.
2.
Verwijder het afdekplaatje van het klemmenbord van de buitenunit door de schroef los te draaien.
3.
Houd de contactstop van de binnenunit vast en klik de bijpassende contactstop die op de buitenunit
zit, erin vast. Zet de kabel met de kabelklem vast op het klemmenbord.
4.
Verbind de aarddraad afzonderlijk met de connector op het klemmenbord.
5.
De elektrische verbinding is nu gereed.
Buitenunit
Afdekplaatje
regelmechanisme
Schroef
Nominale ingangsstroom
Voeding
220-240V~50Hz
Buitenunit
Contactstop
of
Naar binnenunit
(schakelaar/zekering)
16A
20A
Zet de kabel vast met een kabelklem
1
69