3 Plaatsing en installatie
[HT/NT verbinding]=1
3‒43 Aansluiting HT/NT-schakelcontact
1
Netaansluitkast voor laag-tarief aansluiting op het
elektriciteitsnet
2
Ontvanger voor de analyse van het HT/NT-stuursignaal
3
Voeding warmtepomp-buitenunit (zie voor de
warmtepomp-buitenunit de bijbehorende
installatiehandleiding)
4
Potentiaalvrij schakelcontact voor warmtepomp-
binnenunit
3.7.15
Aansluiting intelligente regelaar (Smart
Grid – SG)
Zodra de functie door de parameter [Smart Grid]=1 wordt
geactiveerd [→ Hoofdmenu → Instellingen → In-/Outputs] (zie de
gebruiksaanwijzing voor de regeling), wordt afhankelijk van het
signaal van het energiebedrijf de warmtepomp in de modus stand-
by, standaard of werking met hogere temperaturen geschakeld.
Hiervoor moeten de potentiaalvrije schakelcontacten SG1/SG2 van
de intelligente regelaar op de connector J8, aansluitingen Smart Grid
en EVU, worden aangesloten op de printplaat RoCon BM2C (zie
Grid" [ 4 142]).
3‒44 Aansluiting Smart
Zodra de functie Smart Grid actief is, wordt automatisch de HT/NT
functie gedeactiveerd. Afhankelijk van de waarde van de parameter
[Modus Smart Grid] wordt de warmtepomp verschillend gebruikt
[→ Hoofdmenu
→ Instellingen
gebruiksaanwijzing voor de regeling).
3‒44 Aansluiting Smart Grid
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
142
[HT/NT verbinding]=0
"
→ In-/Outputs]
(zie
de
3.8
Aansluiting koudemiddel
INFORMATIE
Installatiehandleiding van de buitenunit in acht nemen!
3.8.1
Koudemiddelleidingen leggen
VOORZICHTIG
Het gebruik van reeds gebruikte koudemiddelleidingen kan
schade aan het apparaat veroorzaken.
▪ Gebruik geen koudemiddelleidingen meer die met een
ander
koudemiddel
koudemiddelleiding en reinig deze zorgvuldig.
▪ Leidingen met een buigapparaat en voldoende afstand t.o.v.
elektrische kabels leggen.
▪ Solderingen aan leidingen alleen met een licht stikstofdebiet
(alleen hard solderen toegestaan).
▪ Warmte-isolatie
aan
de
inbedrijfstelling aanbrengen (vanwege lekkages zoeken).
▪ Felsverbindingen tot stand brengen en op de apparaten
aansluiten
(aandraaimoment
"6.3 Aandraaimomenten" [ 4 148]).
3.8.2
Drukproef en koudemiddelcircuit vullen
WAARSCHUWING
Het totale warmtepompsysteem bevat koudemiddel met
gefluoreerde broeikasgassen die bij het vrijkomen het
milieu beschadigen.
Koudemiddeltype: R32
GWP*-waarde: 675
*GWP=Global Warming Potential (broeikaspotentiaal)
▪ Totale vulhoeveelheid van het koudemiddel op het
meegeleverde etiket aan de warmtepomp-buitenunit
noteren
(Aanwijzingen
warmtepomp-buitenunit).
▪ Laat koudemiddel nooit in de atmosfeer terechtkomen
– altijd met een hiervoor geschikt recyclingapparaat
afzuigen en recyclen.
1 Drukproef met stikstof uitvoeren.
▪ Stikstof 4.0 of hoger nemen.
▪ Maximaal 40 bar.
2 Na het uitgevoerde zoeken naar lekkages de stikstof volledig
aflaten.
3 Leidingen vacumeren.
▪ Te bereiken druk: 1 mbar absoluut.
▪ Tijd: ten minste 1 h
4 Controleren of er nog meer koudemiddel voor de basisvulling
noodzakelijk is en indien nodig bijvullen.
5 Afsluitkleppen aan de buitenunit compleet tot aan de aanslag
openen en iets vastdraaien.
6 Klepdoppen weer monteren.
7 Controleren of de boilertemperatuursensoren t
t
60 cm diep zijn aangebracht.
DHW2
zijn
gebruikt.
Vervang
verbindingspunten
pas
na
in
acht
nemen,
zie
installatiehandleiding
80 cm en
DHW1
Daikin Altherma EHS(X/H)(B)-D
Daikin Altherma 3 R ECH₂O
008.1451099_00 – 07/2020
de
de
zie