• Schakel de machine uit en draai de machine
180° zodat de voor- en achterkant omgekeerd
gericht staan.
• Schakel de machine in met roterende laserkop
en markeer nogmaals het middelpunt van de
laserstraal op elk van de oppervlakken. Schakel
de machine uit.
• Meet het verschil tussen de markeringen op
beide oppervlakken. Het verschil tussen de
markeringen op het ene oppervlak dient gelijk te
zijn aan het verschil tussen de markeringen op
het andere oppervlak.
• Indien het verschil tussen de markeringen 6,35 mm
of minder bedraagt, dan is de laserkop correct
gekalibreerd.
• Indien het verschil tussen de markeringen meer
dan 6,35 mm bedraagt, dan dient de laserkop te
worden gekalibreerd.
Voor een hellingtest over zijkanten:
• Plaats de machine zodanig dat de zijkanten naar
de verticale oppervlakken gericht staan.
• Terwijl u dezelfde procedure volgt als hierboven staat
beschreven, markeert u het middelpunt van de
laserstraal op elk van de oppervlakken, waarna de
machine 180° wordt gedraaid om het middelpunt
van de laserstraal nogmaals te markeren.
• Meet het verschil tussen de markeringen op
beide oppervlakken. Het verschil tussen de
markeringen op het ene oppervlak dient gelijk te
zijn aan het verschil tussen de markeringen op
het andere oppervlak.
• Indien het verschil tussen de markeringen 6,35 mm
of minder bedraagt, dan is de laserkop correct
gekalibreerd.
• Indien het verschil tussen de markeringen meer
dan 6,35 mm bedraagt, dan dient de laserkop te
worden gekalibreerd.
Conustest
De volgende test wordt uitgevoerd om de kalibratie
van de laserstraal ten opzichte van de laserkop te
controleren.
• Plaats de machine in een ruimte op ongeveer 7,5 m
van een verticaal oppervlak.
• Stel de kop in voor waterpas uitlijnen.
• Voor een sneltest schakelt u de machine in met
roterende laserkop.
69
N E D E R L A N D S
De machine dient een enkele lijn te geven. Indien
de machine een dubbele lijn geeft, dient de
laserkop te worden gekalibreerd.
• Schakel de machine in met stilstaande laserkop.
• Draai de kop zodat de laserpunten op het
verticale oppervlak verschijnen.
• Markeer de verticale positie van het middelpunt
van elk van de laserstralen. Schakel de machine
uit.
• Meet de verschillen tussen de markeringen.
• Indien het verschil tussen de markeringen 2,4 mm
of minder bedraagt, dan is de laserkop correct
gekalibreerd.
• Indien het verschil tussen de markeringen meer
dan 2,4 mm bedraagt, dan dient de laserkop te
worden gekalibreerd.
Loodrechttest
De volgende test wordt uitgevoerd om de kalibratie
van de laserkop voor loodrecht uitlijnen te
controleren.
• Plaats de machine in een ruimte op ongeveer 7,5 m
van een verticaal oppervlak.
• Plaats de machine in een statiefopstelling en stel
de kop in voor loodrecht uitlijnen.
• Hang een schietlood op aan het verticale
oppervlak.
• Schakel de machine in met roterende laserkop.
• Breng de laserlijn op een lijn met het schietlood.
• Indien de laserlijn met het schietlood samenvalt,
dan is de laserkop correct gekalibreerd.
• Indien de laserlijn niet met het schietlood
samenvalt, dan dient de laserkop te worden
gekalibreerd.
Reiniging
• Trek de stekker van de oplader uit het
stopcontact voordat u de behuizing met een
zachte doek reinigt.
• Verwijder de accu voordat u de machine reinigt.
• Houd de ventilatiesleuven vrij en maak de
behuizing regelmatig schoon met een zachte
doek.
• Maak de lens indien nodig schoon met een
zachte doek of een in alcohol gedrenkte
wattenstaaf. Gebruik geen andere
reinigingsmiddelen.
nl - 9