NL
Onderhoud
WAARSCHUWING!
Gevaar voor letsel of materiële schade
¾ Onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden aan de
machine mogen alleen bij uitgeschakelde
motor worden uitgevoerd.
¾ De contactsleutel verwijderen en de
bougiestekker lostrekken.
¾ Wacht tot alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen en de motor is
afgekoeld.
¾ Grijp nooit in de roterende maaimessen.
¾ Laat reparatie- en
onderhoudswerkzaamheden en het
vervangen van veiligheidselementen
alleen door een gekwalificeerd vakman
of door een gespecialiseerde werkplaats
uitvoeren.
¾ Laat het vervangen of slijpen van
de maaimessen alleen door een
gespecialiseerde werkplaats uitvoeren.
¾ Reinig de machine en alle aanbouwdelen
en toebehoren na elk gebruik.
Machine reinigen
¾ Gebruik geen hogedrukreiniger voor het reinigen
van de machine.
Zet de machine op een stevige en vlakke onder-
Î
grond.
De parkeerrem inschakelen.
Î
Reinig de machine met een borstel, een hand-
Î
veger of een poetslap.
Maaiwerk reinigen
Scherpe, bewegende
maaigereedschappen
ÂLetselgevaar
¾ Draag veiligheidshandschoenen.
¾ Reinig de maaigereedschappen
voorzichtig.
¾ Houd er rekening mee dat een beweging
van een maaigereedschap het draaien
van andere maaigereedschappen kan
veroorzaken.
82
Let op!
GEVAAR!
Er kan brandstof in de verbrandingsruimte lopen.
ÂMotorschade
¾ Kantel de machine niet meer dan 30°.
Breng het maaiwerk in de bovenste positie.
Î
Reinig de maaiwerkruimte met een borstel, een
Î
handveger of een poetslap.
Maaiwerk met reinigingsmondstuk
(optioneel) W
Reinigen
Zet de machine op een stevige en vlakke onder-
Î
grond.
De parkeerrem inschakelen.
Î
Bevestig een waterslang met een gangbare snel-
Î
koppeling op het reinigingsmondstuk.
Start de motor.
Î
Het maaiwerk laten zakken en inschakelen.
Î
Motor en maaiwerk enkele minuten laten draaien.
Î
Motor en maaiwerk uitschakelen.
Î
Aanwijzing
Indien aanwezig, deze stappen voor het
tweede reinigingsmondstuk herhalen.
Drogen
Breng het maaiwerk in de bovenste positie.
Î
De motor starten en het maaiwerk inschakelen.
Î
Om het maaiwerk te drogen, motor en maaiwerk
Î
enkele minuten laten draaien.
Motor en maaiwerk uitschakelen.
Î
Grasvanginrichting reinigen
¾ De separate bedieningshandleiding van de
grasvanginrichting opvolgen.
De grasvanginrichting verwijderen en legen.
Î
Reinig de grasvanginrichting met een krachtige
Î
waterstraal (bijv. met een tuinslang).
Laat de grasvanginrichting grondig drogen voor
Î
het volgende gebruik.
Machineonderhoud
De onderhoudsvoorschriften in het motorhand-
Î
boek opvolgen.
De machine aan het einde van het seizoen door
Î
een gespecialiseerde werkplaats laten controleren
en onderhouden.
Aanwijzing
Bij het verversen van olie de afgewerkte olie
inleveren bij een inzamelpunt voor afgewerk-
te olie of bij een recyclingbedrijf.
Let op!
Let op!
Onderhoud