MONTAgE EN INSTALLATIE (Dealer)
Raadpleeg, voor zover dit niet uitdrukkelijk aangegeven
staat, de wetgeving die in uw land van kracht is. aadpleeg
in Italië de norm UNI 10683/2005 in combinatie met de regio-
nale of ASL bepalingen. In het geval van een installatie in een
appartementencomplex moet u van te voeren de beheerder om
toestemming vragen.
CONTROLE COMPATIBILITEIT METANDE-
RE INSTALLATIES
De kachel mag NOOIT in een ruimte met extractoren, type B
verwarmingsinstallaties en andere apparaten, die de correcte
functionering in gevaar kunnen brengen, worden geïnstalleerd.
CONTROLE ELEKTRISCHE AANSLUITING
(breng de stekkerdoos op een bereikbare plek aan)
De kachel is voorzien van een elektrische voedingskabel die
op een 230 V 50 Hz stopcontact, het liefst voorzien van een
magnetothermische schakelaar, moet worden aangesloten.
Spanningsvariaties van meer dan 10% kunnen de kachel nega-
tief beïnvloeden (we raden u aan om, als dit niet voorzien is,
een passende differentieelschakelaar te installeren). De elektri-
sche installatie moet aan de normen voldoen; controleer met
name de doeltreffendheid van de aarding. De voedingslijn
moet een doorsnede hebben die geschikt is voor het vermogen
van de apparatuur. Edilkamin acht zich niet verantwoordelijk
voor storingen in de functionering als gevolg van een slecht
functionerend aardecircuit.
PLAATSING EN AFSTANDEN VOOR BRAND-
VEILIGHEID
Voor een correcte werking van de kachel dient deze waterpas
op de vloer te worden geplaatst.Controleer de draagkracht van
de vloer.De kachel moet worden geïnstalleerd met inachtne-
ming van de volgende veiligheidsvoorwaarden:
- houd aan de zijkanten en aan de achterkant een minimale
afstand van 40 cm t.o.v. ontvlambaar materiaal.
- plaats geen licht ontvlambaar materiaal voor de kachel binnen
een afstand van 80 cm
- indien de kachel op een ontvlambare vloer wordt geplaatst,
moet een plaat van warmte
-isolerend materiaal tussen de vloer en de haard worden ge-
plaatst, die aan de zijkanten minstens 20 cm en aan de voor-
kant minstens 40 cm uitsteekt.Indien de hierboven vermelde
afstanden niet kunnen worden gerespecteerd, moeten absoluut
technische en bouwkundige maatregelen worden genomen om
brandgevaar te voorkomen.Indien de rookafvoerpijp in contact
komt met een houten muur of een ander ontvlambaar materia-
al, moet hij wordengeïsoleerd met keramische vezels of een
equivalent materiaal.
LUCHTINLAAT
De ruimte waarin de kachel staat moet absoluut een luchtinlaat
hebben met een opening van minstens 80 cm², om erzeker van
te zijn dat er voldoende de verbrandingslucht is.De kachel kan
ook lucht aanvoeren door een rechtstreekse verbinding naar bu-
iten via een verlengstuk op de stalen buismet een diameter van
4 cm.In dat geval kunnen problemen ontstaan door condensatie
en moet u de luchttoevoer met een netje beschermen, waarbi-
jeen minimale vrije doorgang van 12cm² is gewaarborgd. De
buis moet korter zijn dan 1 meter en mag geen bochtenhebben.
De buis moet eindigen met een segment van 90° naar beneden
gericht met een windbescherming
In ieder geval helemaal luchtinlaat kanaal moeten worden moet
een vrije doorsnede van minstens 12 cm2 gewaarborgd worden.
Bescherm het uiteinde van de luchtinvoer met een insectenroo-
ster dat de nuttige doorsnede van 12 cm2 niet beperkt.
INSTALLATIE
ROOKAFVOER
Het afvoersysteem mag uitsluitend door de kachel gebruikt
worden (het is niet toegestaan dat de schoorsteen tevens voor
andere installaties gebruikt wordt). Het afvoeren van de rook
vindt plaats door een opening aan de achterkant met een door-
snede van 8 cm. Plaats een T-verbinding met een opvangdop
voor condens aan het begin van het verticale segment.
De rookafvoer moet met behulp van geschikte stalen leidingen
EN 1856 gecertificeerd. De leiding moet hermetisch afgesloten
zijn. Voor de afdichting van de leidingen en een eventuele iso-
latie hiervan is het noodzakelijk materialen te gebruikt worden
dat bestand is tegen hoge temperaturen (siliconen of mastiek
geschikt voor hoge temperaturen). Het enige horizontale deel
mag tot 2 m lang zijn. Een totaal van twee bochten met een
max. wijdte van 90° is toegestaan.
Het is noodzakelijk (als de afvoer niet in een schoorsteen
uitkomt) een verticaal deel en een windwerend eindstuk te
installeren (referentie UNI 10683/2005). Het verticale kanaal
kan zowel intern als extern zijn. Als het rookkanaal zich in de
buitenlucht bevindt, moet hij op passende wijze geïsoleerd zijn.
Als het rookkanaal in een schoorsteen uitkomt, moet deze
geschikt zijn voor vaste brandstoffen. Als de doorsnede groter
is dan 150 mm, is het noodzakelijk hem te verkleinen door hier
leidingen met een juiste doorsnede en gemaakt van passende
materialen in aan te brengen (bijv. stalen leidingen met een
doorsnede van 80 mm). De verschillende delen van het rook-
kanaal moeten geïnspecteerd kunnen worden. De schoorstenen
en rookkanalen waar apparaten voor de verbranding van vaste
brandstoffen op aangesloten zijn, moeten eenmaal per jaar
geveegd worden (controleer of in uw land dit per wet geregeld
is). Een onregelmatige controle en reiniging zorgen ervoor dat
het gevaar voor schoorsteenbrand toeneemt.
De installatiemogelijkheden zijn weergegeven in afbeeldingen
1 op 2
TYPISCHE GEVALLEN
Afb. 1
A: geïsoleerde stalen schoorsteen
B: minimum hoogte 1,5 m
C-E: l uchttoevoer naar omgeving (minimum doorsnede 80 cm²)
D: D: stalen rookkanaal in een bestaande gemetselde
schoorsteen.
SCHOORSTEENPOT
De fundamentele eigenschappen zijn:
- interne doorsnede aan de onderkant gelijk aan de doorsnede van
de schoorsteen
- doorsnede van de afvoer minstens tweemaal zo groot als de
doorsnede van de schoorsteen
- bovenop het dak in de wind geplaatst buiten het bereik van
refluxzones.
- 82
-
Afb. 2