Scherpstellen, zoomen en
scherptediepte
Voordat u kunt
scherpstellen, draait u de
zoomring 4 om de
brandpuntsafstand aan
te passen totdat de
gewenste compositie
wordt weergegeven in
de beeldzoeker.
Indien uw camera beschikt over een voorbeeldknop of
-hendel (stop-beneden), kunt u de scherptediepte zien
door de zoeker van de camera.
Scherpstellen (fig. A)
Automatische scherpstelmodus
Stel de scherpstelmodus van het fototoestel in op AF-A,
AF-S of AF-C en stel de A-M-modusschakelaar 9 van
het objectief in op A. Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen en volledig om een opname te maken.
Probeer niet aan de scherpstelring 3 te draaien terwijl
autofocus actief is.
Manuele scherpstelmodus
Stel de A-M-modusschakelaar 9 op het objectief in op
M. Draai manueel aan de scherpstelring 3 om scherp
te stellen. U kunt fotograferen wanneer de
scherpstelmodus van het fototoestel is ingesteld op AF
of op M.
A-M-
modusschakelaar van
objectief 9
AF-A/AF-S/AF-C
A
M
Raadpleeg uw Gebruikshandleiding voor meer
informatie over de scherpstelmodi van het fototoestel.
Goede resultaten met autofocus
Zie "Opmerkingen over het gebruik van de groothoek
of de supergroothoek van de AF Nikkor-objectieven"
(P. 67).
Scherpstelmodus van het
fototoestel
M
Autofocus
—
Manueel scherpstellen
(AF-hulpverlichting is
beschikbaar)
Jp
En
De
Fr
Es
Se
Ru
Nl
It
Ck
Ch
Kr
63