De toevoerleiding moet geplaatst worden zodat gevaar vermeden wordt, te wijten aan projectie van voorwerpen.
8
UITLIJNING
9
OPSTART
Vooraleer de pomp in werking te stellen, moet men controleren of de installatie correct voltooid is en of alle veiligheids-
systemen actief zijn.
9.1
CONTROLE VAN DE DICHTING
9.2
POMPEN MET DICHTING TYPE 1-2
9.3
BRANDSTOF BIJVULLEN
9.4
OP GANG BRENGEN
10
ONDERHOUD
Vooral interventies voor onderhoud of reparatie op de machine uit te voeren, moet men absoluut:
- De motor stilleggen.
- De afsluitkleppen voor aanzuiging en toevoer van de pomp sluiten.
- Ontkoppel de pomp van de aanzuig-en toevoerleidingen.
- Als de gepompte vloeistof warm is, moet men de pomp tot op omgevingstemperatuur laten afkoelen.
- Eventuele residuen van de gepompte vloeistof verwijderen en schoonmaken.
Vloeistofresiduen kunnen in het pomphuis, in de motorhouder en in de aanzuigleiding achterblijven. Houdt u aan de vei-
10.1 INSPECTIE EN CONTROLE
DUO JD
GEVAAR
OPGEPAST
OPGEPAST
OPGEPAST
59