De geboorde gaten aan één kant van de module hebben een diameter van
5 mm; dit is het deel dat rechtstreeks op de unit wordt gekoppeld.
Aan de andere kant hebben de gaten een diameter van 3,5 mm om ervoor te
zorgen dat de schroeven waarmee de andere onderdelen (lokaal te voorzien)
worden bevestigd, vast zullen zitten.
De algemene afmetingen vindt u in afbeelding 2.
n De installatie van de filtermodule wordt schematisch weer gegeven in:
-
afbeelding 9: installatie van filteraanzuigmodules op FWN met
AA-configuratie.
-
afbeelding 10: installatie van filteraanzuigmodules op FWN met
AB-configuratie.
Gebruik de zelftappende schroeven die bij de kit worden geleverd.
Enkele voorschriften
n Ontlucht de warmtewisselaar, met de pompen stilgelegd, via de
luchtkleppen naast de aansluitingen van de warmtewisselaar.
n Bij een systeem van het kanaaltype brengt u best trllingsdempende
verbindingen (lokaal te voorzien) aan tussen de kanalen en de unit.
n Als u een module met elektrische weerstand (EDEH) als accessoire wilt
installeren, moet de trillingsdempende verbinding van de aanvoer
warmtebestendig zijn.
n De kanalen, en vooral de aanvoerkanalen, moeten met anticondenserend
materiaal geïsoleerd zijn.
n Voorzie een inspectiepaneel naast de apparatuur voor onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden.
n Monteer het bedieningspaneel op de muur. Kies een positie die goed
toegankelijk is voor het instellen van de functies en voor het aflezen van
de temperatuur. Vermijd zo goed mogelijk plaatsen die rechtstreeks zijn
blootgesteld aan de zon of rechtstreekse koude of warme
luchtstromingen. Zet geen voorwerpen in de weg waardoor de
temperatuur niet goed kan worden afgelezen.
B
edrading ter plaatse
Een erkend elektricien moet instaan voor het uitvoeren van de lokale
bedrading en monteren van de onderdelen. Dit moet overeenkomstig
de lokale en nationale voorschriften gebeuren.
Schakel het toestel uit voordat u de elektrische bedrading uitvoert. Raadpleeg de
overeenkomstige handleiding voor opties.
Controleer of de voeding overeenstemt met de nominale voeding aangegeven op
het typeplaatje van de unit.
Voor elke unit moet een schakelaar (IL) voorzien zijn op de voeding met een
afstand van minstens 3 mm tusen de opencontacten en een geschikte zekering
(F).
Het stroomverbruik is aangegeven op het gegevensplaatje op de unit.
Voer de bedrading zorgvuldig uit afhankelijk van de combinatie unit/controller in
overeenstemming met het juiste bedradingsschema dat bij elk accessoire wordt
meegeleverd.
Om de elektrische aansluitingen tot stand te brengen moet u het onderste
afdekpaneel verwijderen (zie afbeelding 6) voor toegang tot de klemmenstrook.
De stroomkabels (voeding en besturing) moeten via de membraan doorgang in het
zijpaneel van de unit aan de andere kant van de hydraulische aansluitingen naar de
klemmenstrook worden geleid.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
3
Op afbeelding 7 ziet u het FWN-bedradingsschema zonder bedieningspaneel. De
eenheid is voorzien van een inverterkaart die de motor regelt en een precieze
instelling van de rotatiesnelheid van de motor mogelijk maakt (controlesignaal
0-10 V).
Bedrading - onderdelentabel
(Zie afbeelding 7)
L ................................. Fase
.............................. Grond
N ................................ Neutrale
CN .............................. Connector
F ................................. Zekering (lokaal aan te kopen)
IL ................................ Lijnschakelaar (lokaal aan te kopen)
0-10V ......................... Controle signaal
COM ........................... Gemeenschappelijk controle signaal
U
itVoeren Van een test
Controleer of het toestel met de vereiste afloop is geïnstalleerd.
Controleer of de condensaatafvoer niet verstopt is (stukken steen, e.d.).
Controleer de dichtheid van de hydraulische aansluitingen.
Controleer of de elektrische bedrading stevig is aangesloten (voer deze controle uit
met de stroom UIT).
Zorg ervoor dat de warmtewisselaar goed ontlucht is.
Schakel de stroom in en controleer of het toestel werkt.
i
n geBrUik
Zie de instructies in de montage- en gebruiksaanwijzing van de controller voor het
gebruik van de unit. Speficieke controllers zijn verkrijgbaar als accessoire.
o
nderhoUd en reiniging
Om veiligheidsredenen moet u vóór onderhouds- of reinigings werkzaamheden de
unit uitschakelen en de stroom onderbreken door de lijnschakelaar op OFF te
zetten.
Onderhoud
De
onderhoudswerkzaamheden
warmeluchtverwarmingsunits zijn beperkt tot het regelmatig reinigen van het
luchtfilter en de warmtewisselaar, en de controle van de werking van de
condensaatafvoer.
Het onderhoud mag alleen worden uitgevoerd door bevoegd personeel.
Wees
heel
voorzichtig
bij
de
veiligheidshandschoenen omdat u zich zou kunnen verwonden aan sommige
metalen onderdelen.
Telkens de units na een lange periode van stilstand worden opgestart, moet u
controleren dat er GEEN lucht in de warmte wisselaar zit.
De motor is onderhoudsvrij aangezien hij uitgerust is met zelfsmerende lagers.
Reinigen van het luchtfilter
Onderbreek de stroom naar de unit door de lijnschakelaar op OFF te zetten.
Ga als volgt te werk om het luchtfilter schoon te maken (afbeelding 6)
n Via het inspectiepaneel kunt u aan de apparatuur; verwijder het luchtfilter
zoals afgebeeld op afbeelding 8 door de bevestigingsknoppen los te draaien.
n Als het filter in het aanzuigrooster zit, moet u het rooster verwijderen en de
hierna beschreven stappen uitvoeren.
(Zie afbeelding 8)
1
Aanzuigmodule met filter
2
Het luchtfilter, met schroeven op de aanzuigmodule bevestigd, wordt
naar buiten getrokken zoals een lade.
van
de
FWN-airconditioner
onderhoudswerkzaamheden:
draag
Ventilator - convectoren met kanaalaansluiting
4PW17549-3N
en
FWN