Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 5
V10968
4. Kalibreerknop (binnenste knop) en bandschakelaar (buitenste
knop)
Afhankelijk van het RF-zendvermogen stelt u hiermee het RF-
vermogen in op de maximale schaalwaarde voor de SWR-meting. De
afleeswaarden nemen toe als u tijdens het zenden de binnenste knop
met de klok meedraait.
Met de bandschakelaar (buitenste knop) kan een van de vier
bandbreedten worden gekozen. En als de meter is aangesloten op een
externe stroombron, gaat de overeenkomstige LED branden.
FREQ (MHz)
1,8—160
430—450
800—930
1240—1300
5. Vermogensrichtingschakelaar
Hiermee selecteert u voor de RF-vermogensmeting tussen doorgelaten
RF-vermogen en gereflecteerd RF-vermogen.
6. Schakelaar voor gemiddeld vermogen en de PEP-monitor
Zet bij gewone RF-vermogensmetingen de schakelaar in de (
stand. In dat geval wordt het gemiddelde RF-vermogen weergegeven.
Zet bij SSB-RF-vermogensmetingen de schakelaar in de (
In dat geval wordt het PEP-RF-vermogen weergegeven.
7. Instelschroef voor nulinstelling
Zet de indicator in de nulstand met behulp van een schroevendraaier
met platte kop. Doe dit als de meter niet in gebruik is.
8. LED-lampje
Aan de LED-lampjes kunt u zien welke sensor u hebt geselecteerd.
9. Zendontvanger (voor S1)
Ingang RF-vermogen van een radiotoestel dat via een coaxkabel van
50 ohm met een UHF-stekker is aangesloten.
10. Antenne (voor S1)
Uitgang RF-vermogen naar een (test)antenne die via een coaxkabel
van 50 ohm met een UHF-stekker moet worden aangesloten.
11. Zendontvanger (voor S2)
Gebruik een N-connector (stekker)
12. Antenne (voor S2)
Gebruik een N-connector (stekker)
13. 13,8 V DC
DC-stroombron voor de verlichting van de meter en voor de LED-
lampjes. Het toegestane DC-spanningsbereik loopt van 11 V DC tot 15
V DC. Gebruik de rode kabel voor positieve, en de zwarte kabel voor
negatieve polariteit. Deze stroombron is niet van belang voor het
uitvoeren van de metingen.

Installatie

Aansluitingen
Sluit de zendontvanger-ingang van de meter aan op de antenne-
uitgang van de radioapparatuur. Gebruik hiervoor een coaxkabel met
UHF-stekker. Sluit de antenne-uitgang van de meter aan op een
(test)antenne.
Denk eraan dat de N-connectors alleen worden gebruikt voor de
bandbreedten 2 t/m 4 (Sensor 2). Sluit nooit een UHF-stekker aan op
de S2-aansluiting van een zendontvanger of van een antenne. De
aansluitingen zouden hierdoor namelijk beschadigd kunnen raken.
Het doorgelaten RF-vermogen meten
Hierbij wordt gemeten hoeveel RF-vermogen wordt gebruikt tussen de
radioapparatuur en een antenne. Voor het doorgelaten RF-vermogen
geldt dat hoe hoger de afleeswaarde van het RF-vermogen (W), hoe
meer vermogen er naar de antenne gaat. Hierbij wordt aangenomen
dat het gereflecteerde RF-vermogen minimaal is.
1. Zet de functieschakelaar (FUNCTION) in de stand voor RF-
vermogen (POWER).
2. Zet de vermogensrichtingschakelaar (POWER) in de stand voor
doorgelaten RF-vermogen (FWD).
14
BAND
SENSOR
BND1
S-1
BND2
S-2
BND3
S-2
BND4
S-2
)-stand.
3. Stel de bereikschakelaar (RANGE) in op het van toepassing zijnde
RF-vermogensbereik.
uitgangsspanning heeft van 10 W, zet u de schakelaar in de 20 W-
stand. Als de apparatuur een RF-uitgangsspanning heeft van 100 W,
zet u de schakelaar in de 200 W-stand.
4. Zorg ervoor dat de antenne-uitgang is aangesloten op een
(test)antenne.
5. Zet de radioapparatuur op zenden, maar doe dat niet in de SSB-
stand. De meter geeft vervolgens een doorgelaten RF-vermogen
aan dat evenredig is met het RF-uitgangsvermogen van de
apparatuur.
6. In de SSB-stand kunt u de PEP aflezen door de schakelaar voor
gemiddeld vermogen en de PEP-monitor (AVG PEP MONI) in de
PEP MONI-stand te zetten en vervolgens in een microfoon te praten.
Het gereflecteerde RF-vermogen meten
Bij de meting van gereflecteerd RF-vermogen geldt dat hoe minder
gereflecteerd RF-vermogen wordt gemeten, hoe efficiënter de
aangesloten
antenne
)-
gereflecteerde RF-vermogen is in dit geval de hoeveelheid
zendvermogen dat niet door de antenne kan worden doorgegeven ten
gevolge van rendementsverlies.
1. Zet de functieschakelaar (FUNCTION) in de stand voor RF-
vermogen (POWER).
2. Zet de vermogensrichtingschakelaar (POWER) in de stand voor
gereflecteerd RF-vermogen (REF).
3. Stel de bereikschakelaar (RANGE) in op het van toepassing zijnde
RF-vermogensbereik.
uitgangsspanning heeft van 10 W, zet u de schakelaar in de 20 W-
stand.
4. Zorg ervoor dat de antenne-uitgang is aangesloten op een
(test)antenne.
5. Zet de radioapparatuur op zenden. De meter geeft vervolgens het
gereflecteerde RF-vermogen aan.
6. Als de meter geen waarde aangeeft, zet u de bereikschakelaar
(RANGE) op een lager vermogensbereik.
De SWE meten
1. Zet de functieschakelaar (FUNCTION) in de CAL-stand.
2. Draai de CAL-knop tegen de klok in geheel naar de MIN-stand.
3. Zet de radioapparatuur op zenden en draai de CAL-knop met de klok
mee totdat de meter de " "-stand aangeeft.
4. Terwijl de apparatuur nog steeds zendt, zet u de functieschakelaar
(FUNCTION) op de SWR-stand. Vervolgens kunt u de SWR van de
antenne aflezen. Merk op dat er twee schalen zijn voor het aflezen
van de SWR: H en L. Als het RF-zendvermogen minder dan 5 W is,
leest u de L-schaal. Als het vermogen meer is dan 5 W, leest u de
H-schaal.
* De samenhang tussen gereflecteerd RF-vermogen en SWR is als
volgt:
SWR
1,0
Gereflecteerd
0
RF-vermogen(%)
5. De SWR-waarde wordt als volgt berekend:
Pf +
SWR =
Pf —
Waarbij Pf = doorgelaten RF-vermogen
Pr = gereflecteerd RF-vermogen
Als
de
radioapparatuur
het
zendervermogen
Als
de
radioapparatuur
1,1
1,2
1,5
2,0
0,22
0,8
4,0 11,1
Pr
Pr
een
RF-
doorgeeft.
Het
een
RF-
2,5
3,0
18,4
25,0

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido