6.
DEFECTEN / OPLOSSINGEN
Hieronder vindt u een lijst met mogelijke defecten en oplossingen. Alle problemen geven aanleiding tot een
abnormale werking van de brander.
In de meeste gevallen gaat bij een probleem het lampje branden van de manuele herbewapeningsknop van
de controle- en bedieningsdoos (3, fig. 1, blz. 1).
Als dat lampje brandt, kan de brander opnieuw worden opgestart door een eenvoudige druk op de knop.
Is er een normale ontsteking dan kan deze onverwachte branderstop toegeschreven worden aan een occa-
sioneel probleem.
Indien de brander daarentegen opnieuw in veiligheid gaat (vergrendelt), gelieve de hieronder opgenomen
tabel te raadplegen.
DEFECTEN
De brander start niet
na sluiting van de re-
gelthermostaten.
De brander doorloopt
de fases van voorven-
tilatie en ontsteking
normaal maar gaat in
veiligheid
(vergren-
delt) na ± 5 sec.
De brander start maar
met een vertraagde
ontsteking.
WAARSCHUWING
De fabrikant is niet verantwoordelijk in geval van onconform gebruik, slechte afstelling en niet naleving van
de aanwijzingen vervat in dit document.
2310
MOGELIJKE OORZAKEN
Geen elektrische voeding
(Geen stroom).
De fotocel wordt door een externe
lichtbron belicht.
Thermostaat buiten gebruik.
De aansluitingen van de controledoos
zijn niet correct.
De fotocel is vuil.
De fotocel is beschadigd.
Afhaken van de vlam.
Ontstekingselectroden slecht
afgesteld.
Te sterk luchtdebiet.
Verstuiver vuil of beschadigd.
Check de spanning aan het
klemmenbord L1 - N van de 7-polige
mannelijke stekker.
Check de zekeringen.
Check of de thermostaat niet
vergrendeld is.
De externe lichtbron
verwijderen / uitschakelen.
Vervangen.
Check alle aansluitingen.
Reinigen
Vervangen.
Druk en debiet van de brandstof
checken.
Luchtdebiet checken.
Verstuiver vervangen.
Bobijn van het electromagneetventiel
checken.
Afstellen zoals opgegeven in de
technische documentatie.
Afstellen zoals opgegeven in de
technische documentatie.
Vervangen.
9
NL
OPLOSSINGEN