4.2 Het toestel instellen op
de maten van de patiënt
Tip!
Bij de volgende instellingen mag de
arm van de patiënt nog niet op de
armsteun rusten. Pas wanneer u de
slede vooraf hebt ingesteld op de
maten van de patiënt, moet u een
instelcontrole respectievelijk fijnafstelling
verrichten met de arm van de patiënt-
op de armsteun.
De instellingen hebben volgnummer 1
tot 5. Op de slede vind u deze num-
mers als oriënteringshulp. Realiseer
deze instellingen steeds in deze
volgorde.
Noteer de instelwaarden op de
achterzijde van de patiëntenchipkaart.
Voordat u begint de ARTROMOT
nauwkeurig af te stemmen op de
maten van depatiënt, moet u de slede
ombouwen voor de linker of rechter
schouder. (Zie het hoofdstuk 6.4
„Ombouwen")
Realiseer de volgende instellingen
voordat u begint met de behandeling:
Rugleuning, hoofdsteun,
schouderbevestiging, armsteun
Voordat u met de eigenlijke instellingen
begint, moet u de patiënt in een juiste
anatomische positie zetten.
• Draai de vleugelbout (10) los en plaats
de rugleuning in een voor de patiënt
aangename positie. (Afbeelding F)
1
Geldt uitsluitend voor de ARTROMOT
• Stel nu de hoofdsteun
instelling met klembout (32), diepte-
instelling met klembout (30), fijninstel-
ling met bolscharnier (33).
• Positioneer de schouderbevestiging
met klembout (31) circa 1 cm boven
de schouders.
• Plaats de armsteun voor de gezonde
arm op een zodanige hoogte, dat de
patiënt rechtop zit (klembout 14).
®
-S3
Anatomisch juiste instelling
®
-S3 comfort
220
1
in: hoogte-
1