OBJ_BUCH-1973-005.book Page 51 Tuesday, September 13, 2016 3:06 PM
– Markeer het midden van de verticale laserlijn onderaan de
deuropening (punt I), op 5 meter afstand aan de andere
kant van de deuropening (punt II) en bovenaan de deur-
opening (punt III).
– Plaats het meetgereedschap aan de andere zijde van de
deuropening vlak achter punt II. Laat het meetgereed-
schap nivelleren en richt de verticale laserlijn zo, dat het
midden ervan precies door de punten I en II loopt.
– Het verschil d tussen het punt III en het midden van de la-
serlijn aan de bovenkant van de deuropening levert de fei-
telijke afwijking van het meetgereedschap van de verticale
lijn op.
– Meet de hoogte van de deuropening.
De maximaal toegestane afwijking d
d
= dubbele hoogte van de deuropening x 0,3 mm/m
max
Voorbeeld: Bij een hoogte van de deuropening van 2 meter
mag de maximale afwijking
d
= 2 x 2 m x 0,3 mm/m = 1,2 mm bedragen. De marke-
max
ringen mogen daarom hoogstens 1,2 mm uit elkaar liggen.
Loodnauwkeurigheid controleren
Voor de controle heeft u een vrij meettraject op een vaste on-
dergrond met een afstand van ca. 5 m tussen vloer en plafond
nodig.
– Monteer het meetgereedschap op het draaiplatform en
plaats het op de bodem.
– Schakel het meetgereedschap in en laat het waterpassen.
– Markeer het midden van het bovenste kruisingspunt aan
het plafond (punt I). Markeer bovendien het midden van
het onderste laserpunt op de bodem (punt II).
Bosch Power Tools
– Draai het meetgereedschap 180°. Positioneer het zodanig
dat het midden van het onderste laserpunt op het reeds ge-
markeerde punt II ligt. Laat het meetgereedschap nivelle-
ren. Markeer het midden van het bovenste laserpunt
(punt III).
– Het verschil d tussen beide gemarkeerde punten I en III op
het plafond levert de feitelijke afwijking van het meetge-
reedschap van de verticale lijn op.
Op het meettraject van 5 m bedraagt de maximaal toegestane
afwijking: 5 m x ±0,6 mm/m x 2 = ±6 mm.
Het verschil d tussen de punten I en III mag als gevolg maxi-
maal 6 mm bedragen.
Tips voor de werkzaamheden
Gebruik altijd alleen het midden van de laserlijn voor
het markeren. De breedte van de laserlijn verandert met
berekent u als volgt:
max
de afstand.
Werkzaamheden met de meetplaat (toebehoren)
(zie afbeeldingen G–H)
Met de meetplaat 26 kunt u de lasermarkering op de vloer
resp. de laserhoogte op een muur overbrengen.
Met het nulveld en de schaalverdeling kunt u de verplaatsing
ten opzichte van de gewenste hoogte meten en op een andere
plaats aantekenen. Daarmee vervalt het nauwkeurig instellen
van het meetgereedschap op de over te brengen hoogte.
De meetplaat 26 heeft een reflecterende laag die de zicht-
baarheid van de laserstraal op een grote afstand resp. bij fel
zonlicht verbetert. De helderheidsversterking is alleen zicht-
baar als u parallel aan de laserstraal op de meetplaat kijkt.
Werkzaamheden met het statief (toebehoren)
Een statief biedt een stabiele, in hoogte instelbare meeton-
dergrond. Zet het meetgereedschap met de 5/8"-statiefopna-
me 11 op de schroefdraad van het statief 22 of een in de han-
del verkrijgbaar bouwstatief. Voor de bevestiging op een in de
5 m
handel verkrijgbaar fotostatief gebruikt u de 1/4"-statiefop-
name 6. Schroef het meetgereedschap met de vastzetschroef
van het statief vast.
Werkzaamheden met laserontvanger (toebehoren)
(zie afbeelding E)
Bij ongunstige lichtomstandigheden (omgeving met veel licht,
rechtstreeks zonlicht) en op grote afstanden gebruikt u de la-
serontvanger 27 om de laserlijnen beter te kunnen vinden.
Schakel bij werkzaamheden met de laserontvanger de puls-
functie in (zie „Pulsfunctie", pagina 48).
Nederlands | 51
d
180°
1 609 92A 1YV | (13.9.16)