[21]
REC (opname)
Deze knop werkt net zoals die op de orginele afstandsbediening van de videorecorder. Om
per ongeluk opnemen te voorkomen moet u deze knop tweemaal indrukken om de functie
te activeren.
[22]
PAUSE/SCAN
In VCR of DVD modus: deze knop werkt net zoals die op de orginele afstandsbediening. In TV-
modus: Gekleurde knop (paars), bedienen van teletext - of andere apparaatfuncties.
3. DE AFSTANDSBEDIENING PROGRAMMEREN VOOR UW
TV, VIDEORECORDER, DVD SPELER EN
SATELLIETONTVANGER.
Om uw afstandsbediening geschikt te maken voor uw eigen apparatuur, dient u deze eenmalig
te programmeren. Dit doet u door een code in te voeren, behorend bij het merk en type
apparaat wat u wilt gaan bedienen met deze afstandsbediening. U kunt overigens elke
gewenst toestel onder elke toets instellen. Heeft u bijvoorbeeld twee videorecorders, dan kunt
u videorecorder 1 onder VCR en videorecorder 2 onder DVD programmeren.
3.1 Handmatig de code ingeven
Zoek in het codeboekje de lijst op behorende bij het soort toestel (TV, videorecorder, etc). Zoek
vervolgens in deze lijst het betreffende merk op (b.v. Sony). U vindt nu één of meerdere codes.
Indien er meerdere codes staan, hangt het af van het type toestel welke code geschikt is. Over
het algemeen staan de codes in volgorde van de leeftijd van het toestel. Oudere toestellen
eerst, jongere toestellen achteraan. Het kan soms zijn dat u verschillende codes moet proberen
om de juiste code voor uw toestel te vinden:
1. Zet het apparaat eerst aan (bijvoorbeeld TV).
2. Druk op SETUP [7] en houd deze knop ingedrukt totdat het LED-lampje continu brandt. Laat
SETUP los.
3. Druk op de modusknop (3) van het apparaat dat u wilt bedienen (bijvoorbeeld TV) en laat
deze weer los.
4. Voer de code in uit het codeboek via de numerieke toetsen [9]. Het LED lampje [2] gaat uit
nadat het laatste cijfer is ingevoerd. Als u de verkeerde code hebt ingevoerd, knippert het LED
lampje 3 seconden. Daarna gaat het lampje uit. Herhaal dan het instellen vanaf stap 2.
5. Richt de afstandsbediening op de tv en druk op POWER [1]. Het apparaat wordt nu
uitgeschakeld. Controleer de andere functies (voor bijv. een videorecorder: vooruitspoelen,
terugspoelen etc.). Als bepaalde functies niet werken, betekent dit dat u niet de juiste code
hebt ingevoerd. Herhaal de bovenstaande stappen met de volgende code uit de lijst.
6. Herhaal de procedure vanaf stap 1 voor andere apparaten die u wilt bedienen (video, dvd-
speler, satelliet, etc).
TV Anywhere™ - Universal Remote Control
53