UITLIJNEN MET HET VOERTUIG
De gebruiker en de beheerder van de werkplek moeten zich van de gevaren van het werken met een laser bewust zijn. Het apparaat mag
niet op een overgangsgebied worden gebruikt en moet goed staan aangegeven, ook moet het worden omtrokken met gele lijnen en wanneer
mogelijk worden afgeschermd met speciale schermen.
Let goed op dat er geen andere personen aanwezig zijn in het testgebied, richt het vizier naar beneden en zet het aan.
Zoek twee details op de voorkant van het voertuig, zoals de koplampen zelf, en draai de vizierhouder
tot de twee referentiepunten de lijn van het vizier raken en de kolom blokkeren. (AFB.25)
LET OP!
Zet de laser onmiddellijk uit voordat u verder gaat met andere werkzaamheden, zoals andere controles of mogelijk het aanpassen van de
koplampen.
De laserstraal is een klasse 3A laser met een golflengte van 650 nm (nanometer) en een vermogen van 3 mW (milliwatt), dit betekend dat
zelfs kort contact met uw ogen via een versterkend optisch hulpmiddel, zoals een bril, erg gevaarlijk kan zijn. Incidentele blootstelling wordt
niet gevaarlijk geacht omdat de straal in het zichtbare spectrum valt, een ooglidreflex staat niet toe dat u langer dan 0,25 seconden aan de
straal wordt blootgesteld.
KOPLAMPTEST
AFSTELLING
Lees in het voertuig of op de bovenkant van de koplamp wat de standaard fabrieksafstelling van de koplamp is, bijv. 1.2%, en draai de knop
aan de achterkant van de vizierhouder zoals aangegeven.
Als de fabrieksafstelling niet door de fabrikant wordt aangegeven, volg dan de geldende wetten in uw land. (AFB.26)
DIMLICHT TEST
Controleer de positie van het dimlicht op het vizier in de vizierhouder.
Als de scheidingslijn tussen licht en donker aan de linkerkant op één lijn staat met de horizontale lijn op het vizier is de afstelling correct. Als
de afstelling niet correct is kunt u de lamp bijstellen door middel van de stelschroef.
Als de scheidingslijn tussen licht en donker op één lijn staat met de lijn op het vizier is de lamp correct afgesteld. Als de afstelling niet correct
is kunt u de lamp bijstellen door middel van de stelschroef. Druk alleen op de knop met het dimlicht symbool als de straal correct is uitgelijnd
en controleer of de lichtintensiteit op de lux meter voldoet aan de limiet van de plaatselijk geldende wetten. (AFB.27)
GROOTLICHT TEST
Centreer de grootlicht projector als deze anders is dan het dimlicht.
Controleer de positie van het grootlicht op het vizier in de vizierhouder.
De maximum lichtintensiteit zone moet in het midden zitten, of in het vierkant in het midden van het vizier.
Als de twee vizieren een verschillende afstelling hebben, stel de posities dan in met de stelschroeven. Als dat niet zo is controleer dan de
positie van de lamp of stel deze in met de stelschroeven.
Druk alleen op de knop met het grootlicht symbool als de straal correct is uitgelijnd en controleer of de lichtintensiteit op de lux meter voldoet
aan de limiet van de plaatselijk geldende wetten. (AFB.28)
BELANGRIJK: Als u een aanpassing hebt gemaakt, controleer dan of de positie van het dimlicht nog correct is.
MISTLICHT TEST
Plaats de koplamptester voor het mistlicht, indien aanwezig. Draai de knop aan de achterkant van de vizierhouder tot de door de fabrikant
aangegeven waarde.
Als de fabrieksafstelling niet door de fabrikant wordt aangegeven, volg dan de geldende wetten in uw land. (AFB.29)
Controleer de positie van het mistlicht op het vizier in de vizierhouder.
De scheidingslijn tussen donker en licht moet op één lijn staan met de horizontale lijn op het vizier. De lichtstraal moet in het midden zijn
uitgelijnd, als de straal niet is uitgelijnd kunt u deze afstellen met de stelschroeven. (AFB.30)
AANVULLENDE INSTRUCTIES
DE LASERVIZIER BATTERIJEN VERVANGEN
Schroef de twee schroeven van het laservizier los en vervang de 3 penlite batterijen AA 1,5V, let goed op de polariteit van de batterijen, sluit
daarna het vizier en schroef het deksel vast met de meegeleverde schroeven. (AFB.31)
BATTERIJEN VERVANGEN
Als de batterijen van de koplamptester moeten worden, handel dan als volgt:
Gebruik een kruiskopschroevendraaier om de schroeven aan de onderkant van de batterijhouder te verwijderen.
Verwijder de batterijhouder en haal de connector van de batterij, vervang nu de batterij.
Monteer de batterijhouder terug door de beschreven stappen in de omgekeerde volgorde uit te voeren. (AFB.32, AFB.33 & AFB.34)
22
NU-740.A_0617.indd 22
27/06/2017 10:41:49