Hozelock Cyprio Cascade 2000LV Manual De Instrucciones página 12

NL
De Hozelock Cyprio zwakstroom Cascade is
ontworpen voor gebruik zowel in het
water.als buiten het water. De pompen
gebruiken geen olie of vet voor smering en
kunnen zonder gevaar gebruikt worden in
vijvers waarin ook vis zit en/of planten
groeien. De motor bestaat uit een verzegeld
motorhuis en een watergekoelde vaste
magnetische rotor. Alle elektrische
onderdelen zijn volledig van het water
geïsoleerd.
Belangrijk
1. Waarschuwing - zorg er te allen tijde
voor dat alle apparatuur in de vijver van
de netspanning losgekoppeld is, voordat
u uw handen in het water houdt als u
het apparaat installeert, repareert,
schoonmaakt of anderszins vastpakt.
2. Plaats de transformator in een garage of
een schuur vlakbij een stopcontact van
de netspanning. De transformator is niet
waterdicht, moet droog en overdekt
opgesteld worden en moet voldoende
kunnen ventileren. Zet de transformator
niet in direct zonlicht, bijv. in een kas,
vensterbank enz., aangezien hoge
temperaturen oververhitting kunnen
veroorzaken.
3. Gebruik niet de netspanningskabel om
de pomp van stroom te voorzien. Dit kan
schade veroorzaken.
4. Nooit de pomp tijdens vorst-periodes
laten werken of aan vorst blootstellen
5. Nooit de pomp zonder water laten
lopen.
6. Controleer of de spanning vermeld op de
transformator overeenkomt met de
netspanning.
7. Gebruik de pomp nooit zonder een
filtersysteem. Het gebruik van de pomp
zonder filter kan uw recht op garantie
aantasten.
Als het bijgeleverde filter niet voor uw
toepassing geschikt is, kan Hozelock
Cyprio een alternatief programma filters
aanbieden, dat mogelijk wel in uw
toepassingen voorziet. Voor nadere
informatie kunt u Helpline bellen.
HoZelock Holland BV Netherlands
0416-650950
8. De pomp mag slechts verbonden worden
met een beveiligde transformator met
een uitgaande spanning van 24V.
MONTEREN VAN TOEBEHOREN
T-stuk
1. Bevestig de doorstroomregelaar van de
fontein op het T-stuk met de pen naar
beneden aangebracht in het T-stuk.
Geheel naar binnen drukken en
vastklikken.
2. Bevestig de klepbuis op de regelaar van
de waterval en klik ze vast. Schroef de
klep in de langere bus met schroefdraad
op het T-stuk. Zie afb. 1.
Telescoopbuis
1. Schuif de binnenste buis (A) door de
moer van de telescoopbuis (B, C). Duw de
binnenste buis (D) in de buitenste buis en
schroef de moer voorzichtig vast. Het
maximum tot minimum bereik van de
telescoopbuis is 150mm (6") (Zie afb. 2).
Waterbelfontein
1. Bevestig de steun van de bel op het
hoofdgedeelte van de bel in druk zo ver
mogelijk aan.
11
2. Bevestig de bel op het huis en druk deze
op zijn plaats in het midden. Zie afb. 3.
INSTALLATIE VAN DE POMP
Opstellen
Bouw een stevig en vlak platform
waarop de pomp geplaatst wordt. Voor
installaties waarbij de top van de fontein
direct op het T-stuk wordt aangebracht,
moet de bovenzijde van het platform
zich 30 cm (12") onder het waterpeil
bevinden. Voor installaties waarbij de top
van de fontein direct op het T-stuk en de
telescoopbuis wordt aangebracht, moet
de bovenzijde van het platform zich 45
cm (18") onder het waterpeil bevinden.
Een typische installatie staat geïllustreerd
in afb. 4.
Alleen fontein
1. Zet de pomp naast de vijver en leid de
kabel terug naar de netvoeding. Zorg
ervoor dat u voldoende kabel hebt om
de pomp op de gewenste plaats in de
vijver de plaatsen.
2. Plaats de pomp met het T-stuk en, indien
nodig, de telescoopbuis met de fontein
aangebracht op de gewenste plaats in de
vijver.
3. De hoogte van de fontein kan naar wens
worden aangepast door de regelaar te
draaien..
4. Indien nodig kan een tweevoudig
fonteinmondstuk worden gebruikt in
plaats van een drievoudig mondstuk, om
een hogere fontein te verkrijgen.
5. De waterbelfontein zorgt voor een
decoratieve waterbel. De grootte van de
bel kan worden geregeld door de
doorstroming door het T-stuk door
middel van de doorstroomregelaar aan
te passen en/of door de top van de bel in
het hoofdgedeelte hiervan omhoog te
brengen of te laten zakken.
Fontein en waterval
1. Stel de pomp op zoals eerder beschreven.
2. Bevestig een geschikte hoeveelheid slang
van 25 mm (1") op de slangpilaar met
schroefdraad en zet deze vast met een
geschikte slangklem. Zet het
uitlaatgedeelte van de slang in de
gewenste stand.
FOUTOPSPORING.
Belangrijk – dit gedeelte voor toekomstig gebruik bewaren.
LAAG POMPDEBIET
GEEN POMPDEBIET
GEEN MOOIE FONTEIN
3. Schroef de slangpilaar met schroefdraad
op de uitlaatzijde van het T-stuk naar de
waterval.
4. De combinatie van een waterval en
fontein reduceert de maximum hoogte
van de fontein.
5. Wanneer de pomp in bedrijf is kunnen
de stroming van de waterval en de
hoogte van de fontein onafhankelijk
worden geregeld.
Alleen waterval
1. Stel de pomp op zoals eerder beschreven.
2. Bevestig een geschikte hoeveelheid slang
van 25 mm (1") op de slangpilaar met
schroefdraad en zet deze vast met een
geschikte slangklem. Zet het
uitlaatgedeelte van de slang in de
gewenste stand.
3. Voor een maximale stroming van de
waterval, schroef de slangpilaar met
schroefdraad direct op de uitlaat van de
pomp. Bij sommige installaties moet de
waterstroom worden aangepast. Schroef
in dit geval het T-stuk op de uitlaat van
de pomp, schroef de slangpilaar met
schroefdraad op de uitlaatbus van de
waterval en regel de stroming naar wens
met behulp van de regelaar voor de
waterval.
NIET-DOMPELBARE INSTALLATIES
1. Deze pomp kan tevens buiten de vijver
worden gebruikt. in dit geval moet de
pomp bij voorkeur onder de waterlijn
worden opgesteld om te voorkomen dat
deze bij het starten elke keer
voorgepompt moet worden (zie afb. 6).
Wanneer de pomp niet onder de
waterlijn wordt geplaatst, moet een
terugstroomklep (niet inbegrepen)
worden aangebracht op het uiteinde van
de inlaatslang die in de vijver blijft.
2. Verwijder het filterhuis van de pomp
door de vergrendelknop op de kooi in te
drukken en de scharnieren van de kooi te
openen.
3. Snij het slangpaneel met een scherp mes
uit de voorzijde van het filterhuis (zie
afb. 7).
4. Bevestig een geschikte hoeveelheid slang
met een diameter van 32 mm (1") op de
inlaatbus van de pomp met een geschikte
slangklem (niet bijgeleverd).
1. Zorg ervoor dat het
filterhuis schoon is..
2. Een uitlaatpijp met
kleine diameter vermindert
het debiet.
3. Verwijder verstoppingen
bij de inlaat of uitlaat en
pas de stromingsregeling
op het T-stuk aan.
4. Controleer of de terugloopflappen
in de pompkamer vrij bewegen
kunnen en of de pomp niet terugloopt
(dit veroorzaakt een laag debiet).
1. Controleer of de voeding is ingeschakeld.
2. Controleer de zekering en bedrading.
3. Controleer of de rotor niet vastgelopen,
beschadigd of te ver versleten is.
4. Zorg ervoor dat het filterhuis schoon is.
5. De thermische beveiliging is in werking
getreden. (zie paragraaf 1).
1. Reinig het fonteinmondstuk. (zie onderhoud).