De zogenaamde spoorstang verbindt de beide fusees aan de zogenaamde
spoorstangarmen. Deze geniale montage van stangen en armen noemt men
stuurgeometrie. Deze zorgt ervoor dat in een bocht het binnenste wiel
steeds sterker wordt uitgeslagen dan het buitenste. Dit kun je ook zien bij
het fischertechnik-model. Via de stuurstang worden de fusees naar links en
naar rechts gedraaid.
stuurstang
stuurhuis
fusee-
arm
spoorstangarm
spoorstang
Opdracht:
Welke voordelen heeft de fuseebesturing ten opzichte van de mole-
nasstelbesturing?
Oplossing:
Heeft minder plaats nodig, aangezien de wielen slechts om een zeer
korte as draaien.
Hogere stabiliteit in bochten, aangezien de positie van de wielen
nauwelijks verandert.
Minder bandenslijtage, aangezien de wielen door de verschillende uit-
slag van het buitenste en binnenste wiel precies over de goede cirkel-
bogen lopen.
Model: voertuig met voor- en achterwielbesturing
(zie bouwinstructie bladzijde 28)
Bij de voor- en achterwielbesturing heeft zowel de voor- als ook de achteras
een fuseebesturing. Beide besturingen worden gekoppeld en vanuit één stu-
urwiel bestuurd.
vast gedeelte
van de vooras
fusee
fuseepen
5. Voertuigaandrijvingen
Bij veel voertuigen bevindt de motor zich voorin, maar worden de achterwie-
len aangedreven. In dit hoofdstuk gaat het erom hoe de aandrijfkracht van
de motor wordt overgebracht op de wielen. Want dit gebeurt in werkelijkheid
meestal iets anders dan in de tot nu toe gebouwde Cartech-modellen.
Model: voertuig met aandrijfas en aandrijving
door middel van conische tandwielen
(zie bouwinstructie bladzijde 30)
Dit model heeft een typische vrachtwagenaandrijving. Voorin, onder de in
ons model niet aanwezige cabine, bevindt zich de motor. De kracht wordt
via een aandrijfas overgebracht naar het achterwiel. Voor de rechthoekige
overbrenging van de kracht gebruiken we de zogenaamde conische tandwie-
len, die zo heten omdat de tanden ervan kegelvormig zijn afgeschuind.
Opdracht:
Welk voordeel heeft de voor- en achterwielbesturing en waar wordt zij
ingezet?
Oplossing:
De voor- en achterwielbesturing maakt een kleinere draaicirkel mogelijk.
Zij wordt overal ingezet waar voertuigen bijzonder wendbaar moeten zijn,
bijv. voor grondverzet op bouwplaatsen met weinig ruimte. Bij bijzonder
lange voertuigen, bijv. bij opleggercombinaties, stuurt men aanvullend
eveneens de achteras, aangezien deze anders zelfs al bij normale bocht-
en problemen zouden hebben.
Opdracht:
Bei diesem Modell wird wie auch schon bei den vorhergehenden Mo-
dellen mit Lenkung nur ein Hinterrad angetrieben. Warum eigentlich?
Oplossing:
In bochten leggen ook de achterwielen verschillende wegen af en
draaien verschillend snel. Wanneer men de beide wielen star zou
verbinden en aandrijven, dan zouden ze noodgedwongen even snel
draaien en het voertuig rechtuit laten gaan. Wanneer je daarentegen
maar één wiel aandrijft, dan loopt het andere wiel vrij en kan
willekeurig snel draaien.
NL
31