2. Afstandsbedieningskabel
•
M-NET-afstandsbediening
Type afstandsbedieningskabel
2-aderige (onafgeschermde) kabel met kabelbekleding
Kabeldoorsnede
0,3 tot 1,25 mm
Gebruik bij een lengte van meer dan 10 m, een
Opmerkingen
kabel met dezelfde specificaties als 1. Bedra-
ding transmissiekabels
•
MA-afstandsbediening
Type afstandsbedieningskabel
2-aderige (onafgeschermde) CVV-kabel met kabelbekleding
0,3 tot 1,25 mm
Kabeldoorsnede
Opmerkingen
Maximaal 200 m
*
Bij verbinding met een eenvoudige afstandsbediening.
2 Voorbeelden van bedrading
•
Naam bedieningseenheid, aanduiding en toegestane aantal bedienings-
eenheden.
Naam
Code
Bedieningseenheid buiten-
OC
apparaat
Transmissiebooster-apparaat
RP
Bedieningseenheid binnen-
IC
apparaat
Afstandsbedieningseenheid
RC
*1 Afhankelijk van het aantal aangesloten bedieningseenheden voor het binnen-
apparaat kan een transmissiebooster (RP) nodig zijn.
Voorbeeld van de groepswerking met meerdere buitenapparaten (afschermdraden en adresinstellingen zijn nood-
zakelijk)
<Voorbeeld van bedrading transmissiekabels>
[Fig. 10.3.1] M-NET-afstandbediening (P.7)
[Fig. 10.3.2] MA-afstandbediening (P.7)
[Fig. 10.3.3] Transmissieversterker (P.7)
<A>
Verplaats de draadbrug van CN41 naar CN40.
<B>
Schakelaar 2-1: AAN (ingeschakeld)
<C>
Laat de draadbrug op CN41.
A Groep 1
B Groep 3
( ) Adres
<Bedradingsmethode en adresinstellingen>
a. Zorg ervoor dat afgeschermde bedrading wordt gebruikt voor aansluitingen tussen buitenapparaat (OC) en binnenapparaat (IC), tussen OC en OC, en tussen IC en IC.
b. Gebruik voedingsbedrading om de aansluitklemmen M1 en M2 en aardklem op het aansluitblok voor de transmissielijn (TB3) van elk buitenapparaat (OC) aan te sluiten
op M1, M2 en klem S op het transmissieblok van de binnenapparaten (IC).
c. Sluit aansluitklemmen 1 (M1) en 2 (M2) van het transmissiekabelblok van binnenapparaat (IC) met het laatste adres in dezelfde groep aan op aansluitblok van de
afstandsbedieningseenheid (RC).
d. Sluit de aansluitklemmen M1, M2 en S op het aansluitblok (TB7) voor centrale bediening op beide buitenapparaten (OC) op elkaar aan.
e. Verander de jumperklem op de bedieningskaart van CN41 naar CN40 voor slechts een enkel buitenapparaat.
f.
Sluit de aansluitklem S op het aansluitblok (TB7) voor centrale bediening van het buitenapparaat (OC) aan op de aardschroef (
apparaat waarvan de jumperklem in de bovenstaande stap in CN40 is geplaatst.
g. Stel de schakelaar voor de adresinstelling in zoals hieronder wordt getoond.
*
Als u het adres van het buitenapparaat op 100 wilt instellen, dient u de schakelaar voor het instellen van het adres in te stellen op 50.
Apparaat
Bereik
IC (Hoofd)
01 t/m 50
IC (subinstelling)
01 t/m 50
Buitenapparaat
51 t/m 100
M-NET R/C (Hoofd)
101 t/m 150
M-NET R/C (subinstelling)
151 t/m 200
MA R/C
h. Stel meerdere buitenapparaten in als een groep vanaf de afstandsbedieningseenheid (RC) nadat de spanning is ingeschakeld. Zie de installatiehandleiding van de
afstandsbedieningseenheid voor meer informatie.
76
2
(0,75 tot 1,25 mm
2
)*
2
(0,75 tot 1,25 mm
2
)*
Toegestane aantal bedieningseenheden
Geen of één bedieningseenheid per OC
(*1)
Twee tot vierentwintig bedienings-
eenheden per OC (*1)
Maximaal twee per groep
C Groep 5
Gebruik het meest recente adres binnen dezelfde groep binnenunits.
Stel de adressen in van elk apparaat, anders dan de IC (Hoofd), in de groep van binnenapparaten. IC (Hoofd) moet
opeenvolgend zijn
Meest recente adres van binnenapparaten in hetzelfde koelsysteem plus 50
Adres IC (Hoofd) plus 100
Adres IC (Hoofd) plus 150
–
Niet-vereiste adresinstelling (vereiste Hoofd/Subinstelling)
D Afschermdraad
E Subafstandsbedieningseenheid
Instellingsmethode
) in de elektriciteitskast voor het